ECLI:NL:RBMNE:2020:2532

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
UTR 19/4956
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdverklaring in bestuursrechtelijke zaak betreffende verzoek om patiëntendossier

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 april 2020, wordt het beroep van eiser tegen het niet nemen van een besluit door verweerder behandeld. Eiser had op 3 juni 2019 een verzoek ingediend om kopieën van zijn patiëntendossier, maar verweerder heeft hier niet tijdig op gereageerd. Eiser heeft verweerder op 4 oktober 2019 in gebreke gesteld en vervolgens op 19 november 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank overweegt dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit komt omdat het verzoek niet gericht is op een publiekrechtelijke rechtshandeling, maar op een feitelijke handeling die niet leidt tot een bindende vaststelling van rechten of verplichtingen. Hierdoor is de bestuursrechter niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep van eiser. De rechtbank verklaart zich dan ook onbevoegd en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van O.G.J. Stroek, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4956

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

en

onbekende verweerder, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het niet nemen van een besluit door verweerder.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft op 3 juni 2019 een schriftelijk verzoek tot het verkrijgen van kopieën van zijn patiëntendossier bij verweerder ingediend. Vervolgens heeft eiser verweerder op 4 oktober 2019 in gebreke gesteld. Op 19 november 2019 heeft eiser beroep ingesteld, vanwege het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder.
3. Tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Onder aanvraag wordt, op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, verstaan: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit houdt in dat sprake moet zijn van een bindende vaststelling van of verandering in (bestaande) rechten, verplichtingen of bevoegdheden.
4. De rechtbank overweegt dat het verzoek van 3 juni 2019 niet aangemerkt kan worden als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Het betreft namelijk geen verzoek aan verweerder tot het nemen van een besluit in de zin van de Awb. Het verzoek van eiser tot het krijgen van kopieën van zijn patiëntendossier ziet niet op een publiekrechtelijke rechtshandeling, maar op een feitelijke handeling welke niet kan niet leiden tot een bindende vaststelling van of verandering in de (bestaande) rechten, verplichtingen of bevoegdheden van eiser. Nu er geen sprake is van een aanvraag in de zin de Awb kan er ook geen sprake zijn van een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag.
5. De bestuursrechter is daarom niet bevoegd om kennis te nemen van het door eiser ingestelde beroep (artikel 8:1 van de Awb).
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep.
Deze uitspraak is gedaan op 16 april 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van O.G.J. Stroek, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.