In deze zaak heeft eiser een vergunning aangevraagd voor het aanbrengen van een dakraam in zijn woning, die is aangemerkt als gemeentelijk monument. Aanvankelijk is de vergunning verleend, maar na bezwaren van omwonenden heeft het college van burgemeester en wethouders de vergunning alsnog geweigerd. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank oordeelt dat het advies van de Commissie Welstand en Monumenten dat aan de beslissing op bezwaar ten grondslag lag, niet voldoende onderbouwd was. Dit gebrek is in beroep hersteld met een nieuw advies, maar de rechtbank concludeert dat de vergunning voor het dakraam alsnog niet kan worden verleend, omdat het belang van monumentenzorg zich daartegen verzet. De rechtbank heeft verweerder opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en heeft de proceskosten van eiser toegewezen. De uitspraak is gedaan op 24 januari 2020.