Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde] B.V.,
1.De procedure
2.De beoordeling
“water moet worden bijgevuld”en
“bakje moet worden geleegd”).
“Opmerkingen (intern)”. Daaruit blijkt dat het apparaat drie keer is onderzocht door monteurs van [gedaagde] . De monteurs schrijven op de lijst:
“Garantievoorwaarden”dat luidt
“De haal- en brengservice is een extra dienst van [gedaagde] . Indien u hier gebruik van wenst te maken worden deze kosten ook in rekening gebracht wanneer uw machine defect is binnen de garantietermijn.”(zie productie 11 van [gedaagde] ). Dat slaagt niet. Ten eerste is hiervoor al vastgesteld dat de nieuwe storingsmelding geen verband hield met de uitgevoerde reparatie. Van een verplichting tot herstel op basis van een garantie is daarom geen sprake. Ten tweede stelt [eiser] geen feitelijke omstandigheden waarom het beding onredelijk bezwarend zou zijn, anders dan dat in consumentenbeschermende wetgeving dergelijke bedingen verboden zouden zijn. [eiser] is echter geen consument, zoals hij zelf stelt. [eiser] beroept zich weliswaar op reflexwerking van consumentenbeschermende bepalingen, maar die reflexwerking volgt niet uit het enkele feit dat hij een kleine zelfstandige zou zijn. Daarvoor zou [eiser] meer moeten stellen, wat hij niet doet. Het beding is dus niet onredelijk bezwarend. Voor zover [gedaagde] een beroep op dat beding gedaan heeft, is dat terecht.
“Wil graag een afspraak maken, maar ga niet opnieuw verzendkosten betalen dat mag ook niet). Hoe kan ik dit organiseren?”) antwoordt [A]
“Bij ons op de website kan u een nieuw reparatie verzoekje indienen (…) Mocht het zo zijn dat het onze fout is dat de machine niet optimaal werkt komen wij u natuurlijk tegemoet in de transportkosten, hier zijn wij niet lastig in.”. Hiervoor is al vastgesteld dat [gedaagde] de eerdere reparatie goed heeft uitgevoerd, tenminste, van het tegendeel is niet gebleken. Aan de voorwaarde die [A] in de e-mail heeft gesteld, is dus niet voldaan. Verder volgt de stelling van [eiser] dat [gedaagde] sowieso de transportkosten niet in rekening zou brengen, niet uit de tekst van de e-mail.
“aflevering ondertekening [.] ”(productie 1 bij de conclusie van dupliek, hierna: het afleveringsbewijs) over, afkomstig van
“ [naam onderneming] ”. [eiser] ontkent dat hij het apparaat heeft ontvangen en ontkent dat de handtekening op het afleveringsbewijs de zijne is.