ECLI:NL:RBMNE:2020:2489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
16/055803.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met DNA- en telecombewijs

Op 1 juli 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal uit een woning in de gemeente Wijdemeren. De tenlastelegging betrof diefstal van diverse goederen, waaronder sieraden en geld, gepleegd in de nacht van 14 op 15 augustus 2019. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 17 juni 2020, waar de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en de raadsman van de verdachte, mr. J.C. Reisinger, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere een proces-verbaal van aangifte en forensisch onderzoek zijn meegenomen. De aangifte werd gedaan door de benadeelde, die op 15 augustus 2019 ontdekte dat er was ingebroken in zijn woning. Forensisch onderzoek toonde aan dat er een handschoenafdruk van de verdachte op een ruit was aangetroffen, en telecomonderzoek wees uit dat de telefoon van de verdachte in de nacht van de inbraak verbinding had gemaakt met een zendmast nabij de woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, maar sprak hem vrij van het onderdeel 'tezamen en in vereniging met anderen'.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken ten uitvoer gelegd, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de kans op recidive hoog was, maar dat er ook mogelijkheden waren voor behandeling en toezicht na detentie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/055803.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Zaanstad,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 14 augustus 2019 tot en met 15 augustus 2019 te [woonplaats] , gemeente Wijdemeren, gedurende de nacht, al dan niet samen met een of meer anderen door insluiping uit een woning aan de [adres] , diverse sieraden, zilverwerk, spaarpotten, geld, een sleutel en/of parfum heeft gestolen van [aangever] en/of [benadeelde] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat hij vrijspraak heeft gevorderd van het onderdeel “tezamen en in vereniging met anderen”.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[aangever] heeft op 15 augustus 2019 blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangiftemelding gedaan van diefstal van meerdere goederen uit zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . De diefstal zou gepleegd zijn tussen woensdag 14 augustus 2019, 13.00 uur en donderdag 15 augustus 2019 11.00 uur. Aangever heeft verklaard dat hij sinds 10 augustus 2019 met vakantie was en dat de buurvrouw tijdens hun afwezigheid op het huis paste. Op 15 augustus werd [aangever] gebeld door de buurvrouw, die door het achterraam zag dat de kastdeur open stond. Ook was er een gordijn dicht. [aangever] merkte bij thuiskomst, toen hij de voordeur open wilde doen, dat deze niet op slot zat, maar gewoon dicht was getrokken. Dit terwijl [aangever] de deur van binnenuit had afgesloten door de sleutel drie keer om te draaien, waarbij hij ook het kettinkje op de voordeur had gedaan. Van buitenaf kon [aangever] zien dat het eerste dakraam aan de wegzijde open gebroken was. [2] [aangever] zag dat er naast sieraden en zilverwerk ook spaarpotten van de kinderen, parfum en een reservesleutel van het huis zijn meegenomen. [3]
Tijdens het forensisch onderzoek dat in de woning is gedaan, werden blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal forensisch onderzoekenkele sporen veilig gesteld. Zo werd onder andere een handschoenafdruk bemonsterd op huidepitheel. De handschoenafdruk bevond zich op een ruit van de woning. Het was de buurvrouw opgevallen dat twee luiken van deze ruit na de inbraak openstonden. [4]
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is dit spoor onderzocht. De conclusie van het
NFI in het van dat onderzoek opgemaakte rapportis dat het celmateriaal met SINnummer AAMN8600NL#01 afkomstig kan zijn van verdachte en dat de kans dat dit DNA-profiel, overeenkomt met het DNA van een willekeurig gekozen persoon kleiner is dan één op één miljard. [5]
Onderzoek naar de telefoon waarvan het gebruik aan verdachte is toegeschreven wijst uit dat deze telefoon in de periode van 14 augustus 2019, 00.00 uur tot 15 augustus 2019, 23.59 uur veelal zendmasten aanstraalde in de plaatsen Breukelen en Maarssen. In deze tijdspanne straalde die telefoon echter ook een periode de zendmast op de Vuntuslaan in Loosdrecht aan. Dit gebeurde op 15 augustus 2019 tussen de tijden 05.39 uur – 06.05 uur. Onderzoek wijst uit dat deze zendmast de dichtstbijzijnde telefoonmast is bij het adres [adres] in [woonplaats] .
Bewijsoverweging
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen in hun onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal van verscheidene goederen uit de woning wettig en overtuigend bewezen. Daarbij kent de rechtbank voor het bewijs doorslaggevende betekenis toe aan het gegeven dat een tot de persoon van verdachte te herleiden spoor is aangetroffen op een ruit van de door aangever bewoonde woning. Dit betreft een spoor op een niet-verplaatsbaar object, voor de aanwezigheid waarvan verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, ook niet ter terechtzitting. Dit, in combinatie met de uitkomsten van het telecomonderzoek, waaruit blijkt dat de telefoon van verdachte in de nacht van de inbraak op enig moment de dichtstbijzijnde zendmast bij de betreffende woning aanstraalde, maakt dat de rechtbank de verdachte aanmerkt als degene die de goederen uit de woning heeft gestolen. Het dossier houdt geen bewijs in dat hij dat met een of meer anderen heeft gedaan, zodat hij in zoverre zal worden vrijgesproken.
Het vorenstaande impliceert dat de rechtbank voorbij gaat aan de verklaring van verdachte, inhoudend dat hij in de periode van de inbraak verbleef in een recreatiepark in de omgeving van de woning aan de Oud-Loosdrechtsedijk en hij om die reden ’s nachts langs de woning kan zijn gereden. Dit heeft verdachte eerst ter terechtzitting van 17 juni 2020 naar voren gebracht, terwijl die stelling enige onderbouwing ontbeert. Bovendien draagt die stelling, ook indien veronderstellenderwijs van de juistheid daarvan wordt uitgegaan, niet bij aan een aannemelijke verklaring voor het aantreffen van een tot zijn persoon te herleiden spoor, welk spoor is achtergelaten op een ruit van de woning waaruit goederen zijn weggenomen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 augustus 2019 te [woonplaats] , gemeente Wijdemeren, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gelegen aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevond, diverse sieraden, zilverwerk, spaarpotten, geld, een sleutel en parfum die aan [aangever] en [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de richtlijnen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorschrijven, maar stelt dat detentie in de coronatijd dubbel zo zwaar is en vraagt de rechtbank hier rekening mee te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van tal van voorwerpen, waaronder ook persoonlijke spullen uit een woning. De diefstal is gepleegd gedurende de nacht, waarbij verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft door braak en inklimming. Het is algemeen bekend dat woninginbraken een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daarna vaak gedurende lange tijd niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Ook werkt dit soort feiten door in de omgeving van de slachtoffers, waar ook buren en andere omwonenden gevoelens van onveiligheid ervaren. Daarnaast heeft verdachte, naast spaarpotten van de kinderen en geld, zeer persoonlijke goederen uit de woning weggenomen. Persoonlijke goederen, in dit geval sieraden en zilverwerk, waar een eigenaar niet zelden bijzondere waarde aan hecht. Verdachte heeft, door zo te handelen, enkel en alleen gedacht aan zijn eigen gewin. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dat hij voor zijn handelen in deze strafzaak geen verantwoordelijkheid neemt, maar het erop houdt dat de politie hem (alweer) een oor wil aannaaien, weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een ten name van verdachte gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 6 mei 2020, waaruit volgt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, ook gedurende de afgelopen vijf jaren.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van onder meer het rapport van de reclassering, opgemaakt op 5 maart 2020 door R. Hageman. Hierin wordt gesteld dat bij verdachte duidelijk een delictpatroon van vermogensdelicten wordt gezien. In 2019 werd verdachte veroordeeld wegens huiselijk geweld en is aan hem een voorwaardelijke straf opgelegd. Verdachte staat in het kader van de lopende proeftijd onder toezicht en hij volgt een behandeling bij De Waag. Verdachte heeft aangegeven graag te willen doorgaan met die behandeling.
Als algemene risicofactoren worden aangemerkt: het ontbreken van een zinvolle dagbesteding en de beperkte financiële middelen waarover verdachte beschikt. Verdachte zegt bezig te zijn met zijn leven op een constructieve manier op te bouwen. Er zijn geen aanwijzingen voor middelenmisbruik en de relatie met zijn vriendin lijkt te zijn verbeterd. Verdachte is in maart 2019 vader geworden, lijkt oprecht in het nemen van verantwoordelijkheid als vader en noemt zijn dochter zijn grootste motivatie om op het rechte pad te blijven, aldus Hageman in zijn rapport.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voortgangsverslag toezicht van de reclassering, opgemaakt op 11 juni 2020 door S. Allali. In dit verslag wordt het lopende toezicht, voortkomend uit de huiselijk geweldzaak, besproken. Ondanks het feit dat betrokkene een aantal afspraken miste, is aangegeven dat het toezicht goed verloopt en dat de behandeling bij De Waag goed is aangevangen. Zowel de reclassering als De Waag zien mogelijkheden om het toezicht en de behandeling na de detentie van betrokkene voort te zetten. In de behandeling is naast het huiselijk geweld ook aandacht geweest voor zijn delictgedrag op het gebied van vermogensdelicten. Er wordt gesteld dat dit onderdeel nog meer uitgediept kan worden in de behandeling bij De Waag. De kans op recidive is hoog-gemiddeld. Om de kans op de recidive te kunnen verminderen is het van belang om de behandeling en het verplichte reclasseringstoezicht te continueren. In de behandeling zal zowel ingezet worden op het huiselijk geweld- als op de vermogensdelicten. Betrokkene heeft aangegeven gemotiveerd te zijn om het traject bij De Waag en de reclassering te hervatten.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting, die het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft vastgesteld, als uitgangspunt genomen. Voor een woninginbraak gaan deze oriëntatiepunten uit van een gevangenisstraf van 5 maanden indien sprake is van recidive en van 7 maanden indien sprake is van veelvuldige recidive. Verdachte is in 2017 voor een woninginbraak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Deze veroordeling heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk feit te plegen. De rechtbank ziet in de verwijzing door de raadsman naar de aan de coronacrisis te relateren verzwaarde detentie-omstandigheden geen aanleiding om daarmee bij de straftoemeting in strafverlagende zin rekening te houden.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
8.3.1
VORDERING TENUITVOERLEGGING
Bij vonnis van deze rechtbank van 8 februari 2018 (parketnummer 16-233615-17) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Bij vonnis van deze rechtbank van 25 januari 2019 (parketnummer 16-097377-18) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen voorwaardelijk opgelegd.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging in deze zaak afwijzen. Reden daarvoor is het feit dat – zoals hierboven is uiteengezet – aan deze voorwaardelijk opgelegde straf bijzondere voorwaarden, waaronder een toezicht en een behandelverplichting, verbonden zijn. Uit het voortgangsverslag van de reclassering van 6 juni 2020 blijkt dat het toezicht loopt en de behandeling gestart is. Nu verdachte zich bereid heeft verklaard zich in te zetten om het traject bij de Waag en de reclassering te hervatten, acht de rechtbank de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf daarom thans niet in de rede liggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals het artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16/233615-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 8 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
Vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16/097377-18
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. A.M. Crouwel en A. Leschot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2020.
Mr. Vos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2019 tot en met 15
augustus 2019 te [woonplaats] , gemeente Wijdemeren,
al dan niet gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond,
gelegen aan de [adres] ,
alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de
wil van de rechthebbende bevond(en),
diverse sieraden, zilverwerk, spaarpotten, geld, een sleutel en/of parfum,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [aangever] en/of [benadeelde] ,
heeft/hebben weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2
Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 maart 2020, genummerd 201944759, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 68. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 1 en 2.
3.Proces-verbaal bijlage goederen, p. 3 t/m 10.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 12 en 13.
5.Rapport NFI, p.14 t/m 16.