ECLI:NL:RBMNE:2020:2486
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door ASR Schadeverzekeringen N.V. (verzoekster) na de intrekking van haar beroep tegen een beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) (verweerder). Verweerder had op 11 juni 2019 een beslissing op bezwaar genomen, waartegen verzoekster in beroep ging. Op 23 maart 2020 heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van verzoekster gegrond werd verklaard. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan, omdat zij voldoende informatie aanwezig achtte. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder met de nieuwe beslissing op bezwaar volledig tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van verzoekster, heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.
De rechtbank heeft de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.050,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 345,- te vergoeden. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.