ECLI:NL:RBMNE:2020:2475

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
19/5370
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

Deze uitspraak betreft het beroep van verzoeker, ingediend op 17 december 2019, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Verzoeker stelde dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op 17 december 2019 heeft verweerder echter alsnog een besluit genomen, dat op 23 december 2019 is verzonden. Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was.

De rechtbank overweegt dat verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder alsnog een besluit heeft genomen. Verzoeker heeft recht op vergoeding van zijn proceskosten, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en stelde dat er geen sprake was van tegemoetkoming aan het beroepschrift, omdat het besluit al was genomen. De rechtbank oordeelt echter dat verzoeker niet op de hoogte was van het besluit op het moment van indiening van het beroepschrift.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan verzoeker, en ook het door verzoeker betaalde griffierecht van € 174,- moet door verweerder worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does op 19 juni 2020, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Verzoeker kan binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5370

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: drs. C. Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van verzoeker van 17 december 2019 omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Op 17 december 2019, verzonden op 23 december 2019, heeft verweerder een besluit genomen.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Verzoeker heeft zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken omdat verweerder alsnog een besluit heeft genomen. Verzoeker heeft gevraagd om vergoeding van zijn proceskosten.
3. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker. Verweerder stelt dat er geen sprake is van het geheel danwel gedeeltelijk tegemoet komen aan het beroepschrift. Het besluit was immers al genomen. Volgens verweerder is er geen sprake van een situatie waarin door het instellen van beroep alsnog (versneld) een beslissing op het verzoek is genomen.
5. De rechtbank geeft verweerder geen gelijk. De rechtbank stelt vast dat het besluit van 17 december 2019 is verzonden op 23 december 2019. Volgens de rechtbank is er geen aanleiding aan te nemen dat op het moment van de indiening van het beroepschrift verzoeker bekend was met het besluit van 17 december 2019. Omdat verweerder na het instellen van het beroep het besluit heeft verzonden, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
6. Verweerder moet uit eigen beweging ook het door verzoeker betaalde griffierecht van
€ 174,- aan hem terugbetalen. Dat volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.