ECLI:NL:RBMNE:2020:2454

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
16/013948-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op drogisterij met geweld en bedreiging

Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een drogisterij in Almere. De overval vond plaats op 7 november 2019, waarbij de verdachte en een mededader gewapend met een mes de slachtoffers hebben bedreigd en geweld hebben gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment minderjarig was, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De slachtoffers hebben schade geleden, waarvoor zij schadevergoeding hebben gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/013948-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 2 juni 2020 en 30 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, alsmede de deskundige P. Sweere, jeugdreclasseerder werkzaam bij Samen Veilig Midden-Nederland naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 7 november 2019 te [woonplaats] uit drogisterij [drogisterij] aan de [adres] samen met één of meer anderen een portefeuille met daarin 1.058 euro van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 4] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de twee personen waarvan op de camerabeelden is te zien dat zij richting de plaats delict lopen de twee overvallers zijn. Evenmin kan op basis van die beelden een betrouwbare herkenning worden gedaan. Ten onrechte is aangenomen dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij verdachte. De onderzoeksgegevens waaruit zou blijken dat dit nummer een zendmast aanstraalt in de omgeving van de plaats delict zijn daarom niet belastend voor hem. Verdachte voldoet verder niet aan het door de aangevers opgegeven signalement en ten slotte zijn er geen DNA-sporen van verdachte aangetroffen in de drogisterij en in de vluchtauto en evenmin zijn er schoensporen of vingerafdrukken van hem gevonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 7 november 2019 omstreeks 12.05 uur als medewerker werkzaam was bij drogisterij [drogisterij] aan de [adres] te [woonplaats] . Terwijl hij een klant iets stond uit te leggen, stond er ineens een donkere jongen voor hem, met een zwarte muts op en een zwarte gezichtsbedekkende sjaal om. Hij schat deze jongen ongeveer 20 à 25 jaar oud en ongeveer 1.90 meter lang. Deze jongen hield een keukenmes vast en stond daarmee te zwaaien. Hij bewoog het mes ter hoogte van het gezicht van aangever heen en weer. De jongen stond op zeer korte afstand van hem. De jongen pakte hem bij zijn kraag en duwde hem naar de achterzijde van de winkel. Hij hoorde hem zeggen: “Geld! Naar achteren!”. De jongen duwde hem richting de keuken of kantoorruimte. Vervolgens zag hij dat er ineens nog een jongen bij was gekomen. Deze jongen 2 zag er als volgt uit: 20 à 25 jaar oud, ongeveer 1.80 meter lang, lichtkleurige ogen en verwijde pupillen, blanke huidskleur, donkere kleding, zwarte muts, zwarte gezichtsbedekkende sjaal. Deze jongen had ook een keukenmes vast en riep: “Kluis open, geef geld!”. Toen aangever zei dat hij geen sleutel van de kluis had, zei jongen 1: “Openmaken, ik snijd je keel door!”. Terwijl deze jongen dit naar hem riep, duwde hij hem op een stoel en werd het mes tegen zijn keel gezet. Ook jongen 2 stond heel dicht bij hem. Aangever stond vervolgens op van de stoel, draaide zich om en pakte de portefeuille met het wisselgeld. Hij zag en voelde dat jongen 1 deze portefeuille uit zijn handen griste. Hij hoorde jongen 2 zeggen: “Pak aan, we gaan”. [2] Een totaalbedrag van € 1.060,- is weggenomen. [3]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij samen met haar man eigenaar is van de winkel en omstreeks 12.00 uur in de winkel stond en daar een klant hielp. Er kwam ineens een onbekende man naar haar toe die haar van achteren beetpakte. Zij voelde dat hij hen samen in een hoek drukte. Hij had het volgende signalement: lang en slank, blank, tussen de 20 en 25 jaar oud, in het zwart gekleed, hij had iets zwarts voor zijn mond, geen bril, bruine ogen en een hoody met een capuchon over zijn hoofd. Zij zag dat [slachtoffer 3] door een andere man mee naar achteren werd genomen en de opslagruimte in werd geduwd. De man die haar in bedwang hield, liet hen los en liep ook de opslagruimte in. Zij is naar buiten gegaan om de politie te bellen en zag toen de twee mannen ook naar buiten rennen, in de richting van de Meindert Hobbemastraat. [4]
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij van achteren bij haar schouders werd gepakt en werd omgedraaid. Zij keek recht in het gezicht van de man, die zij als volgt omschrijft: ongeveer 180 centimeter lang, mager postuur, volledig in het zwart gekleed, zwarte bivakmuts op, blanke huidskleur, sprak goed Nederlands. Zij hoorde de man op zachte maar dwingende toon zeggen: “Rustig blijven. Dit is een overval. Ik wil geld”. Zij zag dat hij ook mevrouw [slachtoffer 2] – de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] – vastgreep. De man had hen beiden vast en sloot zijn armen om hen heen. Hij dwong hen met kracht in de hoek links achter in de winkel. Zij zag dat de man vergrote ogen had en dat hij een groot vleesmes in zijn hand had. Hij hield het mes op enkele centimeters van haar hoofd af met de punt op haar hoofd gericht. [5]
Uit onderzoek naar de camerabeelden van de [adres] nummers [nummer] , [nummer] en [nummer] , de [adres] en de [adres] te [woonplaats] is het volgende gebleken.
  • Op 07 november 2019 te 11.47 uur rijdt een grijze Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken] op de Suze Robertsonstraat, gaande in de richting van de Gerard Terborchstraat. De auto rijdt vervolgens de Albert Terborchstraat in en parkeert uiteindelijk op de parkeerplaats, nabij de kruising met de Johan Jongkindslaan.
  • De bestuurder heeft een mobiele telefoon in zijn hand vast en te zien is dat hij een negroïde huidskleur heeft. Achter de bestuurder zit één persoon wiens handen een lichte huidskleur hebben.
  • Het voertuig parkeert achteruit en de voorzijde van het voertuig staat geparkeerd richting de straat. De verlichting van het voertuig blijft aan staan. De passagiersdeur aan de rechterzijde gaat open en een persoon met een capuchon met bontkraag blijft in het portier van de auto staan. Hij loopt vervolgens naar de kofferbak van het voertuig en de kofferbak gaat open. Deze persoon loopt weer naar de openstaande portier en dan wederom naar de kofferbak.
  • Vervolgens stappen twee andere personen uit de auto aan de passagierszijde. De eerste persoon draagt donkerkleurige kleding en iets over zijn hoofd, gelijkend op een zwarte muts of capuchon. Ook de tweede persoon draagt donkerkleurige kleding en heeft eveneens een muts of capuchon over zijn hoofd. De twee personen (niet de persoon met de capuchon met de bontkraag) lopen omstreeks 12.04 uur weg in de richting van de plaats delict.
  • Op de beelden van de [adres] is te zien dat de twee personen vanuit de richting van de Gerard Terborchstraat richting de plaats delict lopen. De plaats delict ligt tegenover de woning aan de [adres] . Op de beelden zijn de twee
personen goed te zien. Persoon 1 heeft een negroïde huidskleur en draagt een zwarte jas met capuchon over zijn hoofd. Persoon 2 heeft een lichtere huidskleur dan persoon 1, namelijk blank dan wel licht getint. Hij draagt een donkerkleurige jas, een donkerkleurige trainingsbroek en donkerkleurige schoenen.
  • Op de beelden van de Gerard Terborchstraat is te zien dat de persoon met de capuchon met bontkraag in de auto gaat zitten en kort daarop weer naar buiten komt en richting het kruispunt met de Johan Jongkindslaan loopt. Hij blijft nabij deze kruising staan en houdt de voorzijde van zijn hoofd in de richting van de plaats delict. Hij loopt weer richting de auto. De persoon houdt een voorwerp, gelijkend op een mobiele telefoon, in zijn hand vast. Hij loopt naar de bestuurderszijde en heeft contact met de bestuurder. De persoon met de capuchon met bontkraag loopt vervolgens weg in de richting van de Suze Robertsonstraat, maar loopt halverwege richting de Meindert Hobbemastraat. Hij kijkt op de mobiele telefoon die hij zijn rechterhand vast heeft.
  • Om 12.10 uur, een aantal seconden nadat de Ford Focus naar voren is gereden, komen twee personen vanuit de richting van de plaats delict naar de Ford Focus rennen. Deze personen komen qua kleding en signalement overeen met de personen die eerder uit de Ford Focus waren gekomen en richting de plaats delict waren gelopen. De beide personen stappen via de voorzijde aan de passagierskant in.
  • De voorste persoon houdt een voorwerp vast in zijn rechterhand, gelijkend op een plastic tas.
  • Als de twee personen in het voertuig zijn, gaat het portier dicht en rijdt de auto weg in de richting van de Suze Robertsonstraat, rijdt die op en rijdt vervolgens in de richting van de Josef Israëlstraat te Almere.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de stills van de camerabeelden bekeken van de [adres] . Daarop heeft hij – de rechtbank begrijpt: als persoon 2 – verdachte herkend. [7] Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft op dezelfde beelden verdachte herkend. [8]
De Ford Focus staat op naam van [A] . [9] Persoon 1 is herkend als [medeverdachte] [10] en de persoon met de capuchon met bontkraag als [B] . [11]
Uit onderzoek naar het telefoonnummer van verdachte en die van de medeverdachten [medeverdachte] , [A] en [B] volgt dat deze telefoonnummers kort voor, tijdens en na de overval op nagenoeg dezelfde zendmasten aanslaan, namelijk van 11.50 tot 12.00 uur op de Kapitein de Langestraat – deze zendmast staat op 500 meter afstand van de plaats delict – en van 12.09 tot 12.50, 12.51 en 12.56 uur op de [adres] te [woonplaats] . [12]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal in vereniging met geweld wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsvrouw vindt de rechtbank de herkenning van verdachte, als één van de twee personen die zich richting de plaats delict hebben begeven, betrouwbaar. Verdachte is door twee verbalisanten herkend en zij hebben die herkenning onderbouwd en daarvan op ambtseed een proces-verbaal opgemaakt. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid van die herkenningen te twijfelen.
Bevestiging voor de betrouwbaarheid van deze herkenning en voor de stelling dat verdachte één van de twee overvallers geweest, vindt de rechtbank in het gegeven dat verdachte past in het door aangevers opgegeven signalement van de jongen met de blanke huidskleur die aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in bedwang hield. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar stelling dat verdachte niet in het signalement past omdat hij niet blank is. Op de foto’s van verdachte in het dossier (p. 3133) is te zien dat hij een lichte huidskleur heeft. Dat aangevers spreken over een blanke huidskleur is begrijpelijk en vormt geen reden om op grond daarvan te stellen dat verdachte niet in het signalement past.
Met betrekking tot de vraag of het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij verdachte oordeelt de rechtbank dat door de politie afdoende wordt onderbouwd waarom ervan uitgegaan kan worden dat dit nummer bij verdachte in gebruik is. Dit volgt immers uit taponderzoeken waaruit blijkt dat verdachte met hetzelfde telefoonnummer heeft deelgenomen aan meerdere telefoongesprekken in een ander onderzoek dat deel uitmaakt van het procesdossier, te weten het onderzoek Bodmin (pagina 2154 van procesdossier Bodmin). In de weergave van de tapgesprekken relateert de politie op pagina 2193 dat in het onderzoek 25Rockport het voormelde nummer aan verdachte toebehoorde. Bovendien straalt voornoemd telefoonnummer in de nachtelijke uren veelal aan op een telefoonmast in de nabije omgeving van de woning van verdachte (pagina 2156), hetgeen ook een belangrijke indicatie is dat dit nummer bij hem in gebruik is.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 7 november 2019 te Almere uit drogisterij [drogisterij] , gevestigd aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen een portefeuille met daarin een geldbedrag van ongeveer 1058 euro dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met een mes te zwaaien en een mes ter hoogte van het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] te bewegen en
- die [slachtoffer 3] bij zijn kraag te pakken en hem richting de achterzijde van de winkel te duwen en te zeggen “Geld” en “Naar achteren” en
- te roepen “Kluis open, geef geld”, en “Openmaken, ik snijd je keel door” en
- voornoemde [slachtoffer 3] op een stoel te duwen en een mes tegen zijn keel te zetten en
- voornoemde [slachtoffer 1] van achteren beet te pakken en haar in een hoek te drukken en
- voornoemde [slachtoffer 4] van achteren vast te pakken en te zeggen “Rustig blijven. Dit is een overval. Ik wil geld” en
- enkele centimeters boven het hoofd van die [slachtoffer 4] een mes te houden en
- de portefeuille uit de handen van die [slachtoffer 3] te grissen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden (maar zonder elektronische controle), en daarnaast een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie. De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijk jeugddetentie op te leggen, omdat dit niet in het belang is van zowel verdachte als van maatschappij. Subsidiair heeft zij verzocht verdachte te veroordelen conform de strafeis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een drogisterij op klaarlichte dag. Verdachte was degene die samen met een ander bewapend met een mes en met gezichtsbedekking op de drogisterij binnen is gegaan en daar de slachtoffers in kwestie heeft bedreigd en geweld tegen hen heeft gebruikt. Verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de lichamelijke integriteit van anderen en evenmin voor andermans goederen en eigendommen. Hij heeft de slachtoffers enorm veel angst aangejaagd en uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt ook dat het bewezen verklaarde diepe sporen bij hen heeft nagelaten en zij professionele hulp nodig hebben gehad om het gebeuren te kunnen verwerken. De eigenaren van de drogisterij hebben zelfs naar aanleiding van deze gebeurtenis besloten hun zaak te sluiten. De rechtbank vindt dit alles zeer ernstig en rekent dit de verdachte zwaar aan. Bovendien vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte, die nog jong is en zich nooit eerder aan enig feit schuldig heeft gemaakt, zich aan een dergelijk ernstig feit schuldig heeft gemaakt. Ook de proceshouding van verdachte, die de rechtbank typeert als onverschillig zwijgend, baart zorgen. Het staat verdachte weliswaar vrij om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, maar hij toont daarmee tegelijkertijd geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn daden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 april 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een rapportage psychologisch onderzoek van 23 april 2020, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog. Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd, met als gevolg dat er onvoldoende informatie over de persoon van verdachte is verkregen om te kunnen beoordelen of er sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Uit een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 mei 2020 volgt dat verdachte het afgelopen jaar negatief in beeld is gekomen bij de politie betreffende feiten waar uiteindelijk onvoldoende bewijs voor was om hem daarvoor te vervolgen. Uit het onderzoek van de Raad komt een gemiddelde kans op recidive naar voren. Verdachte is vooral op zoek naar zichzelf en maakt daarbij een kwetsbare indruk. Juist die kwetsbaarheid kan een risico vormen voor negatieve beïnvloeding door jongeren met deviant gedrag. Er zijn bij de Raad vooral zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van verdachte; hij maakt een gesloten indruk en lijkt niet over zijn gevoel te kunnen praten. De huidige gezinssituatie is positief en kan bijdragen aan het voorkomen van recidive. In verband met de maatregelen die zijn ingezet tegen de bestrijding van het coronavirus is verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis vrijwel alleen maar thuis geweest en heeft er geen opbouw van vrijheden plaatsgevonden. De Raad adviseert daarom dat de gestelde schorsingsvoorwaarden bij vonnis moeten worden gecontinueerd. Omdat verdachte niet heeft meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek en er daardoor geen zicht is verkregen op mogelijke problematiek vindt de Raad dat er opnieuw diagnostisch onderzoek moet plaatsvinden. De Raad adviseert aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden: 1) het zich houden aan de aanwijzingen van Save en het aanvaarden van intensieve begeleiding in het kader van ITB Harde Kern; 2) het zich houden aan een locatiegebod of -verbod en elektronische controle daarop; 3) een contactverbod met medeverdachten en slachtoffers; 4) het meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek; 5) het meewerken aan een passende vorm van dagbesteding in de vorm van school en/of een vervangend schooltraject; 6) het meewerken aan het hebben van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of een bijbaan en 7) het meewerken aan aanvullende behandeling indien dat noodzakelijk is.
In een rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland (Save) van P. Sweere van 29 mei 2020 staat dat verdachte goed heeft meegewerkt aan de afspraken met Save in het kader van de maatregel ITB Harde Kern. Doordat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, is het niet mogelijk geweest om het delict met hem te bespreken en is zijn aandeel daarin niet duidelijk geworden. Er is ook geen zicht verkregen op zijn sociale netwerk. De coronamaatregelen hebben invloed gehad op de frequentie van de contacten met verdachte waardoor er nog veel onduidelijk is met betrekking tot zijn attitude. Zijn attitude vormt mogelijk een belemmering om te werken aan verandering. De reclasseringswerker is bezorgd dat, wanneer verdachte in een deviant netwerk contacten onderhoudt, dit de kans vergroot dat hij recidiveert. Ook het ontbreken van een goede schoolgang en van een positieve dagbesteding vergroot die kans. Save komt tot hetzelfde strafadvies als de Raad voor de Kinderbescherming, maar noemt niet het locatiegebod of –verbod met elektronische controle en evenmin het contactverbod met medeverdachten en slachtoffers. Aanvullend adviseert Save wel om als voorwaarde op te leggen dat verdachte openheid geeft over zijn netwerk door middel van een netwerkanalyse.
Ter terechtzitting van 2 juni 2020 heeft de deskundige P. Sweere in aanvulling op de rapportage verklaard dat zij verwacht dat elektronische controle niet nodig is en het ITB Harde Kern traject afdoende is, omdat verdachte zich de afgelopen tijd aan de afspraken heeft gehouden. Een diagnostisch onderzoek zou wel forensisch moeten zijn omdat er op school geen gedragsproblemen worden gezien.
De straf
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij een overval op een winkel uit van een jeugddetentie van vier maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals de aard en ernst van het fysieke letsel, bedreiging met een wapen of het georganiseerde karakter van de groep, zijn hier nog niet in meegenomen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen enkele reden om van dit oriëntatiepunt af te wijken. Dat de voorlopige hechtenis van verdachte na negentien dagen is geschorst, leidt er niet toe dat het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie thans niet meer aan de orde zou zijn. Met het voorarrest wordt immers niet voorgesorteerd op de op te leggen straf. De ernst van het feit vraagt om het opleggen van een forse jeugddetentie.
Rekening houdend met de strafverzwarende omstandigheden – beide verdachten waren bewapend, verdachte handelde samen met anderen, de overval vond plaats op klaarlichte dag waardoor meerdere mensen er getuige van zijn geweest – is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van zes maanden passend en geboden is. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en omdat de rechtbank het belang inziet van de geadviseerde voorwaarden, zal zij van deze jeugddetentie een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het locatiegebod/verbod met elektronische controle.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een diefstal in vereniging met geweld.
Gelet op de inhoud van de rapportages waarin staat beschreven dat de kans op recidive aanwezig is als er niet wordt ingezet op dat wat in de bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door Save, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet in het enkele feit dat zij een straf op zal leggen die hoger is dan de tijd die de verdachte tot nu toe in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, geen zelfstandige grond om de schorsing van de voorlopige hechtenis op dit moment op te heffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.225,12. Dit bedrag bestaat uit € 325,12 materiële schade en € 900,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Drogisterij [drogisterij] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.320,22, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Ten slotte heeft [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, bijgestaan door mr. C.A.M. Dilven, advocaat te Etten-Leur, en vordert een bedrag van
€ 3.612,32. Dit bedrag bestaat uit € 112,32 materiële schade en € 3.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en Drogisterij [drogisterij] in zijn geheel kunnen worden toegewezen. De vordering van [slachtoffer 4] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.612,32 en voor het overige dient zij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor alle vorderingen geldt dat verdachte hoofdelijk moet worden veroordeeld en heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Subsidiair heeft zij bepleit dat de door [slachtoffer 1] gevorderde reiskosten kunnen worden toegewezen, maar dat de kosten voor de psychologische hulp alleen kunnen worden toegewezen voor wat betreft de nota’s die op haar naam staan. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van maximaal € 750,-.
De post inkomensverlies op de vordering van Drogisterij [drogisterij] is onvoldoende onderbouwd en bovendien te complex, zodat niet-ontvankelijkverklaring moet volgen. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De door [slachtoffer 4] gevorderde reiskosten kunnen worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade kan, vergeleken met wat in soortgelijke zaken wordt toegewezen, worden toegewezen tot een bedrag van maximaal € 1.000,-.
Ten slotte heeft de raadsvrouw verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen in verband met de minderjarigheid van verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.225,12 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling. In het bij de vordering gevoegde schadeonderbouwingsformulier staat vermeld dat één van de nota’s van de kosten voor psychologische hulp abusievelijk op naam van de echtgenoot van [slachtoffer 1] is gezet, zodat de rechtbank geen reden ziet om die schade niet toe te wijzen.
De vordering van Drogisterij [drogisterij]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 2.320,22 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling. De post ‘verlies van inkomsten’ vindt de rechtbank voldoende onderbouwd nu de benadeelde partij het gemiddelde heeft genomen van de omzet op donderdagen in de maand november 2019 en het bewezen verklaarde plaatsvond op donderdag 7 november 2019.
De vordering van [slachtoffer 4]
De schadepost ‘reiskosten’ is onvoldoende onderbouwd. Zowel de stelling dat de benadeelde partij twintig keer de psycholoog heeft bezocht als de afstand tussen haar woning en de praktijk van de psycholoog, is niet met stukken onderbouwd, zodat de rechtbank dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
Gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 900,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 900,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van alle vorderingen
Voor alle vorderingen geldt dat verdachte voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk is aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover voornoemde benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voornoemd hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van het bedrag van € 1.225,12, ten behoeve van Drogisterij [drogisterij] van het bedrag van € 2.320,22 en ten behoeve van [slachtoffer 4] van het bedrag van € 900,-, alle te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting in verband met de minderjarigheid van verdachte niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan voornoemde benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
6 MAANDEN;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
3 MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden ITB Harde Kern, zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland op het adres Haagbeukweg 149 te Almere, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten:
- [medeverdachte] , geboren op [2001] ;
- [A] , geboren op [2001] ;
- [B] , geboren op [2001] ;
en met de slachtoffers:
- [slachtoffer 3] , geboren op [1962] ;
- [slachtoffer 1] , geboren op [1953] ;
- [slachtoffer 4] , geboren op [1957] ;
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zal meewerken aan een passende vorm van dagbesteding in de vorm van school en/of een vervangend schooltraject;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat hij zal meewerken aan het hebben van positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of een bijbaan;
* zal meewerken aan aanvullende behandeling, op de tijden en plaatsen als door of namens die betreffende instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door Samen Veilig Midden-Nederland
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.225,12;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.225,12 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij Drogisterij [drogisterij]
  • wijst de vordering van Drogisterij [drogisterij] toe tot een bedrag van € 2.320,22;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan Drogisterij [drogisterij] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van Drogisterij [drogisterij] aan de Staat € 2.320,22 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 900,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet- ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 900,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 (nul) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J.A.L. Beljaars, kinderrechter en mr. A. Leschot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2019 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland (uit drogisterij [drogisterij] , gevestigd aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (portefeuille met daarin een) geldbedrag van ongeveer 1058 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een mes te zwaaien, en/of een mes ter hoogte van het gezicht van voornoemde [slachtoffer 3] te bewegen en/of
- die [slachtoffer 3] bij zijn kraag te pakken en/of hem richting de achterzijde van de winkel te duwen en/of te zeggen “Geld” en/of “Naar achteren” en/of
- te zeggen en/of roepen en/of schreeuwen “Kluis open, geef geld”, en/of “Openmaken, ik snijd je keel door” en/of
- voornoemde [slachtoffer 3] op een stoel te duwen/zetten en/of een mes tegen/op zijn keel te zetten/houden/duwen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] van achteren beet te pakken en/of haar in een hoek te drukken en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] van achteren vast te pakken/houden en/of te zeggen “Rustig blijven. Dit is een overval. Ik wil geld” en/of
- enkele centimeters boven het hoofd van die [slachtoffer 4] een mes te houden en/of
- de portefeuille uit de handen van die [slachtoffer 3] te grissen/pakken/trekken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2020, genummerd MD2R019214-189, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 3000 tot en met 3234 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 februari 2020, genummerd MD2R019214, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 t/m 9, 100 t/m 114, 200 t/m 221, 300 t/m 325, 400 t/m 419, 500 t/m 543, 600 t/m 650, 700 t/m 741, 800 t/m 832, 900 t/m 931. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 3025 t/m 3026.
3.Pagina 3040.
4.Pagina 3032 t/m 3033.
5.Pagina 3034 t/m 3035.
6.Pagina 3101 t/m 3112.
7.Pagina 3130 t/m 3135.
8.Pagina 3136.
9.Pagina 3086.
10.Pagina 3123 t/m 3125.
11.Pagina 3093 t/m 3094.
12.Pagina 3156 t/m 3158.