4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1 (overval woning)
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2020;
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 1011 t/m 1013, met de bijlage op pagina 1015;
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , pagina 1016 t/m 1018.
Bewijsmiddelen voor feit 2 (overval goudhandel)
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij eigenaar is van de winkel genaamd ‘ [naam ] ’ gevestigd aan de [adres] in [woonplaats] en op 12 september 2019 daar aan het werk was. Op een bepaald moment, omstreeks 12:16 uur, werd er bij de winkel door twee vrouwen aangebeld. Aangever liet de vrouwen binnen en is toen gelijk naar zijn werkplaats achter de winkel gegaan. Hij hoorde direct daarop keiharde klappen en glasgerinkel. Toen hij naar zijn winkel liep, zag hij daar twee mannen staan. Eén van de mannen zei: ‘overval, overval’. De man was in het donker gekleed, droeg donkerkleurige gezichtsbedekking en had een pistool in zijn hand dat hij op aangever richtte. De andere man droeg een witte jas en maakte slaande bewegingen naar zijn toonbank. Aangever zag dat de mannen door bleven gaan met het maken van slaande bewegingen op zijn toonbank en goederen daaruit wegpakten. De mannen zijn op een bepaald moment de winkel uitgelopen en linksaf geslagen in de richting van de Translatable.De waarde van de weggenomen sieraden bedraagt € 18.180,-.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 12 september 2019 omstreeks 12.15 uur in de juwelierszaak was en daar moest wachten totdat de eigenaar achter de winkel, in zijn werkplaats, klaar was met het polijsten van haar sieraden. Ongeveer drie minuten later ging de bel en zag zij twee meiden voor de deur van het [naam ] staan. De eigenaar opende de deur en liep weer naar achteren. De meiden stonden nog half in de deuropening. Toen de eigenaar uit zicht was, nog geen vijf seconden later, renden de meiden via de deur weer naar buiten en stormden er twee jongens naar binnen. Eén jongen droeg een pistool. De andere jongen droeg een kleine donkere sporttas met witte blokjes aan de bovenkant. Jongen 1 riep een paar keer met harde stem ‘fova’ of ‘ova’. Jongen 2 had in zijn rechterhand iets van een klauwhamer vast en begon daarmee op de balie te slaan. Jongen 1 had in zijn linkerhand een zwart vuurwapen vast. Het was een vrij groot wapen, tussen de vijftien en twintig centimeter, en hij richtte dat op de eigenaar. De jongens renden naar buiten in de richting van het bruggetje naar de school het Echnaton. De meiden waren eerder ook weggerend in de richting van de bruggetje.
Op de camerabeelden van de goudhandel is te zien dat verdachte 1 meerdere keren met een vuurwapen, dat leek op een politievuurwapen Walther p99q, op de linker en rechter vitrine sloeg. Hij nam de klauwhamer over van verdachte 2 en sloeg daarmee meerdere keren op de linker vitrine waardoor die verder stuk ging. Vervolgens sloeg hij meerdere keren met de hamer op de rechter vitrine waardoor het glas stuk ging en de hele glasplaat los kwam. Uit de rechter vitrine pakte hij een sieradenhouder met sieraden en stopte deze in de tas van verdachte 2. Ook verdachte 2 sloeg met een hamer meerdere keren op de linker vitrine. Hij ging met zijn hand door een kleine opening van het glas en pakte een sieradenhouder met sieraden uit de vitrine. Hij nam later de hamer weer over van verdachte 1. Hij stopte drie sieradenhouders in een zwarte sporttas, voorzien van het merkteken Puma, die hij schuin over zijn schouder had hangen.
Getuige [getuige 2] heeft direct na de overval verklaard dat hij bij de Olstbrug stond en twee jongens, die onherkenbaar waren door gezichtsbedekking, uit de juwelier de [adres] op zag rennen. Zij renden de [adres] over en gingen een naastgelegen steegje in dat uitloopt op de Lenthehof. Aan het eind van het steegje stond een groep jongeren. De twee wegrennende personen maakten contact met deze groep. Daarna zag hij dat de twee personen samen met de groep wegrenden in onbekende richting.
Later heeft getuige [getuige 2] aanvullend verklaard dat één van de twee jongens die renden een zwarte sporttas schuin over zijn schouder droeg. De groep stond duidelijk te wachten op die twee jongens. Hij zag dat die twee jongens specifiek naar die groep toe renden. Hij zag niet dat de jongens stopten bij de groep. Hij kent één jongen uit dat groepje, die heet [B] . [B] woont rechtsboven de juwelier. Hij weet niet of de groep [naam ] heet of dat de bijnaam van [B] [bijnaam] is.
Verbalisant heeft de camerabeelden van de scholengemeenschap Echnaton te Almere van 12 september 2019 bekeken en zag daarop dat omstreeks 12.16.44 uur een drietal personen aan komen rennen vanuit de richting van de Lenthehof te Almere. Persoon 1 draagt een donkere tas in zijn handen. Omstreeks 12.16.49 blijft persoon één rennen en komen twee personen achter deze persoon aanrennen. Omstreeks 12.16.52 uur wordt de afstand tussen persoon één en de personen twee en drie groter. Persoon één rent om 12.16.55 uur in de richting van het Enschedepad.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 juni 2020 verklaard dat hij degene is die op de camerabeelden van het Echnaton te zien is met een tas in zijn handen.
Ook de camerabeelden van Cameratoezicht Almere zijn bekeken en vergeleken met de camerabeelden van het [naam ] en van het Echnaton om duidelijk te krijgen welke personen welke kant op zijn gelopen na de overval. Verbalisant relateert dat op basis van de verklaringen van getuigen is gebleken dat de twee overvallers de volgende vluchtroute hebben gerend: Olstbrug/steeg/Lenthehof, en dat dit wordt bevestigd door de camerabeelden van het [naam ] , de door getuige [getuige 1] gemaakte foto van de daders en door de camerabeelden van de Olstgracht/Lenthehof. Op de camerabeelden van de camera die aan de achterzijde van de woning aan de [adres] hangt, is te zien dat er zes personen, waaronder de twee overvallers, in de richting van het Echnaton rennen. Het tijdstip bij een foto van deze beelden is 12.16.25 uur. Vervolgens lopen er drie personen, waaronder de twee overvallers, terug naar een vuilcontainer. In deze container is kleding aangetroffen die overeenkomt met de kleding van de twee overvallers en op de betreffende kleding is tevens bloed aangetroffen. Op de beschikbare camerabeelden is te zien dat deze drie personen weglopen over het Deventerpad/Doesburgkade/Hengelostraat. Op de camerabeelden van het Echnaton is vervolgens om 12.16.55 uur verdachte [verdachte] te zien, gevolgd door [medeverdachte] en [C] . Samengevat relateert verbalisant dat aan de hand van de genoemde feiten en foto’s te zien is dat de twee overvallers wegrennen in een groep van zes personen in de richting van het Echnaton, waarna te zien is dat er drie personen voorbij het Echnaton rennen/lopen, namelijk [verdachte] , [medeverdachte] en [C] en dat er drie personen terug zijn gelopen naar de vuilcontainer en daarna door het centrum van Almere lopen.
De camerabeelden van het [naam ] zijn vergeleken met de camerabeelden van het Echnaton. Op de camerabeelden van het [naam ] is te zien dat de overvallers een zwarte Puma tas bij zich dragen met witte lijnen aan de zijkant. De persoon die voor het Echnaton langs rende, droeg een zwarte tas bij zich met aan de zijkant een wit lijntje en ook een wit vlak/logo op de tas. De sporttas die op de camerabeelden van het Echnaton is te zien, toont dezelfde overeenkomsten als de tas die gebruikt is bij de overval op het [naam ] .
De communicatie van het telefoonnummer dat in gebruik is bij [B] , die als bijnaam [naam ] heeft,is opgenomen. Op 12 september 2019 om 18.05.14 uur belt [B] uit naar verdachte, wiens bijnaam [bijnaam] of [bijnaam] is.
[B] : eh waar ben je?
[bijnaam] : ik ben in Rotterdam man.
[B] : si si
[bijnaam] : eh waar ben je? Osso (thuis) gewoon?
[B] : ja man
[bijnaam] : broer, wallah (ik zweer het), [naam ] en zo zijn kankerflikkers man.
[B] : wat dan?
[bijnaam] : broer gewoon om die doekkoe (geld) gaat die man [naam ] (fon) en [naam ] (fon) halen
[B] : lijp
[bijnaam] : omdat hij die doekkoe (geld) wil. Er gaat zo gezeik komen denk ik
[B] : ai (ja) rustig no spang (is goed).
[bijnaam] : het gaat niet gebeuren. We hebben het gepakt, maar no spang (geen stress), rustig.
[B] : si si hoe laat ben je terug in Almere.
[bijnaam] : 8 uur half 9, dan connect ik je.
[B] : ja rustig.
Op 13 september 2019 om 21.01.43 uur belt [B] uit naar [D] ; dit betreft [D] :
[B] zegt dat [bijnaam] even met [D] wil praten. Vervolgens komt [bijnaam] aan de lijn.
[B] : Eeh [bijnaam] wil met je praten, hij moet je wat vertellen.
[D] : ai Yo,
[bijnaam] : eh broer, ik ben in een set up gegooid hè.
[D] : huh?
[bijnaam] : ik ben in een set up gegooid door [naam ] .
[D] : zeg Wallah (ik zweer het).
[bijnaam] : ja man, je weet toch Nokkie (fon)
[D] : ja
[bijnaam] : was gewoon dinge toch
[D] : ja
[bijnaam] : toen nam [naam ] die tuib (buit) en zo. Toen ging hij [naam ] en zo bellen en 2x2 en zo. Toen hebben zij mij gehouden en zo, matten daar en zo met al die mannen.
[D] : broer ik zei je, broer, ik heb je nog gezegd, broer. Dit is wat ik bedoel.
[bijnaam] : ja man.
[D] : ik had je nog gezegd broer. Je weet broer, je moest [naam ] . Maar wat, alleen tuib (buit) of ook ‘chi speelgoed’ ook.
[bijnaam] : nee man.
[B] : alleen maar speelgoed.
[D] : alleen maar tuib (buit)? Alleen maar tuib (buit)?
[B] : broer alleen maar metaal broer, alleen maar metaal (de rechtbank begrijpt uit pagina 2170: goud).
Op 15 september 2019 om 16.56.32 uur wordt [B] gebeld door [bijnaam] , dit betreft [E] :
[B] : Heb je het gehoord van [bijnaam] ? Hij, en die ' [bijnaam] ', ze hebben iets geklaard. Ze hadden een paar doessoe (duizend). Ze proberen het te lossoe (wegdoen) maar het lukte niet. Ze gaat [naam ] teemen (ontmoeten). Two-two. Daarna racen ze 'm. [naam ] was erbij, [naam ] was erbij, [naam ] , 2x2 en [naam ] en [naam ] .
[bijnaam] zegt dat hij het niet snapt en vraagt of [B] het goed wil uitleggen.
[B] zegt: [naam ] , of 2x2 is samen met [naam ] , hebben met hulp van [naam ] en [naam ] , [naam ] en [bijnaam] 'geracet', maar alleen [bijnaam] was erbij toen het geracet was, maar ze wisten wel dat het van [naam ] en [bijnaam] was.
[bijnaam] : dus 2x2 en [naam ] , hebben wie geracet?
[B] : die hebben [bijnaam] en [bijnaam] .
(…)
[bijnaam] : dus [naam ] zei tegen [bijnaam] ; kom naar hier met die gowtoe (goud)
[B] : dat zou kunnen man. Ik weet niet man, een van die twee.
[bijnaam] : wat één van die twee. Wat zeg je allemaal broer?
[B] : ik weet niet of hij het tegen hem zei. Je moet hierheen komen, of dat hij hem lokte. Ik weet niet welke van die twee.
[bijnaam] : dus [naam ] heeft [bijnaam] gelokt, maar waren [naam ] ( [naam ] Benjamin) en [naam ] dan?
[B] : die waren gewoon er gewoon bij, ze waren in de auto van [naam ] .
[bijnaam] : hmm. En toen hebben ze hun gelokt en toen hebben [naam ] en 2x2 [bijnaam] in elkaar geslagen?
[B] : nee, in ieder geval hebben zij al die dingen afgepakt. Ik kan niet te heet praten toch, maar al die dingen afgepakt.
(…)
[bijnaam] : lijp. Die gowtoe (goud) je weet toch, die dingen die zijn afgepakt?
[B] : ja man.
[bijnaam] : dus [bijnaam] was naar daar gegaan met die dingen?
[B] : ja, ik denk, hij had het sowieso bij zich.
[bijnaam] : kankerdom he.
Op 15 september 2019 om 17.41 uur belt [E] opnieuw in naar [B] en komt ook verdachte aan de telefoon:
[bijnaam] (fon) vertelt dat hij [naam ] (fon) en [naam ] in de auto gingen naar Berkie (België) om die dingen loesoe (wegdoen) te doen. Toen ze onderweg waren hier heen belde die mannen dat hij de spullen terug moest brengen. Hij zegt dat [naam ] en 2x2 (fon) gewoon rustig begonnen te praten en dat zij die dingen moesten komen brengen en daardoor konden zij niet meer naar Berkie (België) gaan. [bijnaam] (fon) zegt dat er twee delen waren en dat Youngboy (fon) zijn eigen deel had maar dat [naam ] (fon) gierig was en altijd meer wilde dus [naam ] (fon) had het gewoon gepakt van Youngboy (fon). Youngboy (fon) is het neefje van [naam ] (fon). Ze zijn teruggereden naar de MZW (Muziekwijk) naar de flatten. Toen zij daar aankwamen was Youngboy (fon) daar niet maar wel veel mensen waaronder [naam ] (fon), 2x2 (fon), [naam ] (fon) en [naam ] (fon). [bijnaam] (fon) zegt dat hij daar gevochten heeft met 2x2 (fon) omdat ze dachten dat hij gowtoe (goud) wilde achterhouden. Daarna kwam [naam ] (fon) ook nog en die heeft hem nog een platte gegeven.
[bijnaam] (fon) vraagt of hij die torie (overval) heeft geklaard (gedaan) met [naam ] (fon) en zijn neefje. [bijnaam] (fon) zegt dat het die andere was dat neefje van [naam ] (fon) en dat hun het hebben geklaard (gedaan). [bijnaam] vraagt of die Chienboys (kleine jongens) het hebben gedaan. [bijnaam] (fon) zegt dat dit zo is maar dat eentje wel 19 is maar dat hij hem ziet als een chienboy (kleine jongen). [bijnaam] (fon) zegt dat hij wel met die bagga (tas) naar team Torie (overval) is geweest. [bijnaam] (fon) zegt dat [naam ] het heeft opgezet en dat die mannen para zijn en die mattie (vriend) van [naam ] (fon), die mattie (vriend) en het neefje van [naam ] (fon).
[bijnaam] zegt dat hij geen tuib (buit) meer heeft. [naam ] (fon) had gezegd dat Youngboy (fon) ook daar was en [naam ] (fon) zei dat Youngboy (fon) ook zijn deel wilde hebben, daarom was hij daar met de tuib (buit) heen gegaan.
Bewijsoverwegingen voor feit 2
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 12 september 2019 rond 12.15 uur is door twee onbekend gebleven daders een overval gepleegd op de goudhandel aan de [adres] in [woonplaats] . Eén van hen droeg een zwarte sporttas van het merk Puma waar de gestolen sieraden in zijn gestopt. Getuige [getuige 1] heeft gezien dat de twee daders direct na de overval via de Olstbrug in de richting van het Echtnaton renden en getuige [getuige 2] zag dat de twee daders naar een groep jongens renden die in een steeg in de nabije omgeving van de goudhandel stond. Volgens diezelfde verklaring van getuige [getuige 2] maakte [B] – de rechtbank begrijpt uit het dossier: [B] – deel uit van deze groep jongens. Uit verschillende camerabeelden volgt dat de twee overvallers wegrenden in een groep in de richting van het Echnaton. Die groep ging vervolgens uiteen in drie jongens die naar de vuilcontainer liepen en drie jongens die voorbij het Echnaton renden, waar verdachte er één van was. Verdachte rende van 12.16.44 tot 12.16.56 uur, dus slechts enkele minuten na de overval op de goudhandel, voorbij het Echnaton met in zijn handen een sporttas die dezelfde kenmerken vertoont als de sporttas die één van de daders in het [naam ] bij zich had. Dat dit de sporttas betreft waarin de buit zat van de overval, volgt uit de tapgesprekken van verdachte met onder meer [B] , waaruit blijkt dat verdachte diezelfde dag, 12 september 2019, rond 18:00 uur met het goud (metaal/gowtoe) afkomstig van de overval (torre) in Rotterdam was en dat hij onderweg was naar België, om het goud daar te gelde te maken. Uit die tapgesprekken maakt de rechtbank ook op dat verdachte wist van de overval, aangezien hij weet te vertellen door wie de overval is gepleegd.
Met betrekking tot de vraag of het handelen van verdachte kan worden bewezen verklaard als het medeplegen van een diefstal met geweld overweegt de rechtbank dat daarvoor moet komen vast te staan dat er bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, het op de uitkijk staan of helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Hoewel het dossier geen verklaringen of tapgesprekken bevat waarin met zoveel woorden over gemaakte afspraken of een onderlinge taakverdeling wordt gesproken, kan uit hetgeen hierboven op grond van de bewijsmiddelen is vastgesteld wel worden afgeleid dat verdachte een taak had, wat die taak is geweest en dat daar kennelijk voorafgaand aan de overval afspraken over zijn gemaakt. Hoewel niet is komen vast te staan dat verdachte een van de twee overvallers was die in de winkel zijn geweest, staat het wel vast dat verdachte in ieder geval de taak had om de buit zeker te stellen. Dit is af te leiden uit de tijdstippen waarop de overval is gepleegd, het tijdstip waarop verdachte zéér kort na de overval te zien is met de tas met daarin de buit en het tapgesprek op dezelfde dag waarin hij spreekt over het te gelde maken van die buit. Verdachte heeft hiermee een niet onbeduidende rol gehad in de afhandeling van het delict, waarmee hij het de overvallers mogelijk maakte om zich om te kleden en zich zonder buit uit de voeten te maken en doordat hij de gestolen sieraden zou omwisselen voor geld wat dan, zo volgt uit de tapgesprekken, onderling verdeeld zou worden.
Bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen, weegt de rechtbank ook mee dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij kort na het ten laste gelegde is aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid daarbij duiden. Zijn verklaring dat hij vlak daarvoor gesport had, er kleding in de sporttas zat en hij bij het groepje jongens vandaan rende omdat hij hen over een overval hoorde praten waar hij niets mee te maken wilde hebben, is in het licht van voornoemde bewijsmiddelen niet aannemelijk. Bovendien laat het zich niet rijmen met het gegeven dat verdachte tijdens het rennen meerdere keren achterom keek (pagina 2060); dat duidt niet op een ontspannen rennen na het sporten.
De rechtbank concludeert dat de bijdrage van verdachte aan de diefstal met geweld van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht zij het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewijsmiddelen voor feit 3 (overval drogist)
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2020;
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , pagina 3025 t/m 3026;
- een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 3032 t/m 3033;
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , pagina 3034 t/m 3035;
- een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3040;
- een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3104, 3105, 3107, 3108, 3110 t/m 3112.