ECLI:NL:RBMNE:2020:2448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
16/271638-19 en 16/030994-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drietal gewapende overvallen met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan drie gewapende overvallen. De overvallen vonden plaats op 12 september 2019 op een goudhandel en op 7 november 2019 op een drogisterij, evenals een overval op een woning op 13 november 2019. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen verschillende slachtoffers. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van negen maanden en een PIJ-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat zij onvoldoende voorgelicht was over de precieze vormgeving van de maatregel. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verdere beslissingen aangehouden. De verdachte heeft tijdens de zittingen bekend en zijn rol in de overvallen is vastgesteld aan de hand van getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de psychische toestand van de verdachte, die in verminderde mate toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen en de zaak opnieuw te onderzoeken om te bepalen welke maatregelen nodig zijn voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/271638-19 en 16/030994-20 (gev. ttz) (P)
Tussenvonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 februari 2020, 31 maart 2020, 2 juni 2020 en 30 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] , vergezeld van [A ] van Slachtofferhulp Nederland, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/271638-19
1.
op 13 november 2019 te [woonplaats] uit een woning aan de [adres] samen met één of meer anderen een drone en een iPad van [slachtoffer 2] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
2. primair
op 12 september 2019 te [woonplaats] uit de winkel ‘ [naam ] ’ aan de [adres] samen met één of meer anderen een grote hoeveelheid gouden sieraden heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] .
2. subsidiair
op 12 september 2019 te Almere een tas met daarin gestolen gouden sieraden heeft geheeld.
Parketnummer 16/030994-20 (hierna: feit 3):
op 7 november 2019 te [woonplaats] uit drogisterij [drogisterij] aan de [adres] samen met één of meer anderen een portefeuille met daarin 1.058 euro van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7] .
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/271638-19 en 16/030994-20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2 en feit 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er voor de feiten 1 en 3 voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Hij heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat verdachte niet zelf in de goudhandel is geweest en hij de buitgemaakte sieraden niet in zijn bezit heeft gehad of heeft vervoerd. Verdachte heeft geen ondersteunende rol gehad; dat volgt ook niet uit verklaringen of processen-verbaal en uit de tapgesprekken valt niet op te maken dat er gesproken wordt over de overval op het [naam ] of over wat daar is buitgemaakt. Er is aldus geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de plegers van de overval.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1 (overval woning) [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 1011 t/m 1013, met de bijlage op pagina 1015;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , pagina 1016 t/m 1018.
Bewijsmiddelen voor feit 2 (overval goudhandel) [2]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij eigenaar is van de winkel genaamd ‘ [naam ] ’ gevestigd aan de [adres] in [woonplaats] en op 12 september 2019 daar aan het werk was. Op een bepaald moment, omstreeks 12:16 uur, werd er bij de winkel door twee vrouwen aangebeld. Aangever liet de vrouwen binnen en is toen gelijk naar zijn werkplaats achter de winkel gegaan. Hij hoorde direct daarop keiharde klappen en glasgerinkel. Toen hij naar zijn winkel liep, zag hij daar twee mannen staan. Eén van de mannen zei: ‘overval, overval’. De man was in het donker gekleed, droeg donkerkleurige gezichtsbedekking en had een pistool in zijn hand dat hij op aangever richtte. De andere man droeg een witte jas en maakte slaande bewegingen naar zijn toonbank. Aangever zag dat de mannen door bleven gaan met het maken van slaande bewegingen op zijn toonbank en goederen daaruit wegpakten. De mannen zijn op een bepaald moment de winkel uitgelopen en linksaf geslagen in de richting van de Translatable. [3] De waarde van de weggenomen sieraden bedraagt € 18.180,-. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 12 september 2019 omstreeks 12.15 uur in de juwelierszaak was en daar moest wachten totdat de eigenaar achter de winkel, in zijn werkplaats, klaar was met het polijsten van haar sieraden. Ongeveer drie minuten later ging de bel en zag zij twee meiden voor de deur van het [naam ] staan. De eigenaar opende de deur en liep weer naar achteren. De meiden stonden nog half in de deuropening. Toen de eigenaar uit zicht was, nog geen vijf seconden later, renden de meiden via de deur weer naar buiten en stormden er twee jongens naar binnen. Eén jongen droeg een pistool. De andere jongen droeg een kleine donkere sporttas met witte blokjes aan de bovenkant. Jongen 1 riep een paar keer met harde stem ‘fova’ of ‘ova’. Jongen 2 had in zijn rechterhand iets van een klauwhamer vast en begon daarmee op de balie te slaan. Jongen 1 had in zijn linkerhand een zwart vuurwapen vast. Het was een vrij groot wapen, tussen de vijftien en twintig centimeter, en hij richtte dat op de eigenaar. De jongens renden naar buiten in de richting van het bruggetje naar de school het Echnaton. De meiden waren eerder ook weggerend in de richting van de bruggetje. [5]
Op de camerabeelden van de goudhandel is te zien dat verdachte 1 meerdere keren met een vuurwapen, dat leek op een politievuurwapen Walther p99q, op de linker en rechter vitrine sloeg. Hij nam de klauwhamer over van verdachte 2 en sloeg daarmee meerdere keren op de linker vitrine waardoor die verder stuk ging. Vervolgens sloeg hij meerdere keren met de hamer op de rechter vitrine waardoor het glas stuk ging en de hele glasplaat los kwam. Uit de rechter vitrine pakte hij een sieradenhouder met sieraden en stopte deze in de tas van verdachte 2. Ook verdachte 2 sloeg met een hamer meerdere keren op de linker vitrine. Hij ging met zijn hand door een kleine opening van het glas en pakte een sieradenhouder met sieraden uit de vitrine. Hij nam later de hamer weer over van verdachte 1. Hij stopte drie sieradenhouders in een zwarte sporttas, voorzien van het merkteken Puma, die hij schuin over zijn schouder had hangen. [6]
Getuige [getuige 2] heeft direct na de overval verklaard dat hij bij de Olstbrug stond en twee jongens, die onherkenbaar waren door gezichtsbedekking, uit de juwelier de [adres] op zag rennen. Zij renden de [adres] over en gingen een naastgelegen steegje in dat uitloopt op de Lenthehof. Aan het eind van het steegje stond een groep jongeren. De twee wegrennende personen maakten contact met deze groep. Daarna zag hij dat de twee personen samen met de groep wegrenden in onbekende richting. [7]
Later heeft getuige [getuige 2] aanvullend verklaard dat één van de twee jongens die renden een zwarte sporttas schuin over zijn schouder droeg. De groep stond duidelijk te wachten op die twee jongens. Hij zag dat die twee jongens specifiek naar die groep toe renden. Hij zag niet dat de jongens stopten bij de groep. Hij kent één jongen uit dat groepje, die heet [B] . [B] woont rechtsboven de juwelier. Hij weet niet of de groep [naam ] heet of dat de bijnaam van [B] [bijnaam] is. [8]
Verbalisant heeft de camerabeelden van de scholengemeenschap Echnaton te Almere van 12 september 2019 bekeken en zag daarop dat omstreeks 12.16.44 uur een drietal personen aan komen rennen vanuit de richting van de Lenthehof te Almere. Persoon 1 draagt een donkere tas in zijn handen. Omstreeks 12.16.49 blijft persoon één rennen en komen twee personen achter deze persoon aanrennen. Omstreeks 12.16.52 uur wordt de afstand tussen persoon één en de personen twee en drie groter. Persoon één rent om 12.16.55 uur in de richting van het Enschedepad. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 juni 2020 verklaard dat hij degene is die op de camerabeelden van het Echnaton te zien is met een tas in zijn handen. [10]
Ook de camerabeelden van Cameratoezicht Almere zijn bekeken en vergeleken met de camerabeelden van het [naam ] en van het Echnaton om duidelijk te krijgen welke personen welke kant op zijn gelopen na de overval. Verbalisant relateert dat op basis van de verklaringen van getuigen is gebleken dat de twee overvallers de volgende vluchtroute hebben gerend: Olstbrug/steeg/Lenthehof, en dat dit wordt bevestigd door de camerabeelden van het [naam ] , de door getuige [getuige 1] gemaakte foto van de daders en door de camerabeelden van de Olstgracht/Lenthehof. Op de camerabeelden van de camera die aan de achterzijde van de woning aan de [adres] hangt, is te zien dat er zes personen, waaronder de twee overvallers, in de richting van het Echnaton rennen. Het tijdstip bij een foto van deze beelden is 12.16.25 uur. Vervolgens lopen er drie personen, waaronder de twee overvallers, terug naar een vuilcontainer. In deze container is kleding aangetroffen die overeenkomt met de kleding van de twee overvallers en op de betreffende kleding is tevens bloed aangetroffen. Op de beschikbare camerabeelden is te zien dat deze drie personen weglopen over het Deventerpad/Doesburgkade/Hengelostraat. Op de camerabeelden van het Echnaton is vervolgens om 12.16.55 uur verdachte [verdachte] te zien, gevolgd door [medeverdachte] en [C] . Samengevat relateert verbalisant dat aan de hand van de genoemde feiten en foto’s te zien is dat de twee overvallers wegrennen in een groep van zes personen in de richting van het Echnaton, waarna te zien is dat er drie personen voorbij het Echnaton rennen/lopen, namelijk [verdachte] , [medeverdachte] en [C] en dat er drie personen terug zijn gelopen naar de vuilcontainer en daarna door het centrum van Almere lopen. [11]
De camerabeelden van het [naam ] zijn vergeleken met de camerabeelden van het Echnaton. Op de camerabeelden van het [naam ] is te zien dat de overvallers een zwarte Puma tas bij zich dragen met witte lijnen aan de zijkant. De persoon die voor het Echnaton langs rende, droeg een zwarte tas bij zich met aan de zijkant een wit lijntje en ook een wit vlak/logo op de tas. De sporttas die op de camerabeelden van het Echnaton is te zien, toont dezelfde overeenkomsten als de tas die gebruikt is bij de overval op het [naam ] . [12]
De communicatie van het telefoonnummer dat in gebruik is bij [B] , die als bijnaam [naam ] heeft, [13] is opgenomen. Op 12 september 2019 om 18.05.14 uur belt [B] uit naar verdachte, wiens bijnaam [bijnaam] of [bijnaam] is.
[B] : eh waar ben je?
[bijnaam] : ik ben in Rotterdam man.
[B] : si si
[bijnaam] : eh waar ben je? Osso (thuis) gewoon?
[B] : ja man
[bijnaam] : broer, wallah (ik zweer het), [naam ] en zo zijn kankerflikkers man.
[B] : wat dan?
[bijnaam] : broer gewoon om die doekkoe (geld) gaat die man [naam ] (fon) en [naam ] (fon) halen
[B] : lijp
[bijnaam] : omdat hij die doekkoe (geld) wil. Er gaat zo gezeik komen denk ik
[B] : ai (ja) rustig no spang (is goed).
[bijnaam] : het gaat niet gebeuren. We hebben het gepakt, maar no spang (geen stress), rustig.
[B] : si si hoe laat ben je terug in Almere.
[bijnaam] : 8 uur half 9, dan connect ik je.
[B] : ja rustig. [14]
Op 13 september 2019 om 21.01.43 uur belt [B] uit naar [D] ; dit betreft [D] :
[B] zegt dat [bijnaam] even met [D] wil praten. Vervolgens komt [bijnaam] aan de lijn.
[B] : Eeh [bijnaam] wil met je praten, hij moet je wat vertellen.
[D] : ai Yo,
[bijnaam] : eh broer, ik ben in een set up gegooid hè.
[D] : huh?
[bijnaam] : ik ben in een set up gegooid door [naam ] .
[D] : zeg Wallah (ik zweer het).
[bijnaam] : ja man, je weet toch Nokkie (fon)
[D] : ja
[bijnaam] : was gewoon dinge toch
[D] : ja
[bijnaam] : toen nam [naam ] die tuib (buit) en zo. Toen ging hij [naam ] en zo bellen en 2x2 en zo. Toen hebben zij mij gehouden en zo, matten daar en zo met al die mannen.
[D] : broer ik zei je, broer, ik heb je nog gezegd, broer. Dit is wat ik bedoel.
[bijnaam] : ja man.
[D] : ik had je nog gezegd broer. Je weet broer, je moest [naam ] . Maar wat, alleen tuib (buit) of ook ‘chi speelgoed’ ook.
[bijnaam] : nee man.
[B] : alleen maar speelgoed.
[D] : alleen maar tuib (buit)? Alleen maar tuib (buit)?
[B] : broer alleen maar metaal broer, alleen maar metaal (de rechtbank begrijpt uit pagina 2170: goud). [15]
Op 15 september 2019 om 16.56.32 uur wordt [B] gebeld door [bijnaam] , dit betreft [E] :
[B] : Heb je het gehoord van [bijnaam] ? Hij, en die ' [bijnaam] ', ze hebben iets geklaard. Ze hadden een paar doessoe (duizend). Ze proberen het te lossoe (wegdoen) maar het lukte niet. Ze gaat [naam ] teemen (ontmoeten). Two-two. Daarna racen ze 'm. [naam ] was erbij, [naam ] was erbij, [naam ] , 2x2 en [naam ] en [naam ] .
[bijnaam] zegt dat hij het niet snapt en vraagt of [B] het goed wil uitleggen.
[B] zegt: [naam ] , of 2x2 is samen met [naam ] , hebben met hulp van [naam ] en [naam ] , [naam ] en [bijnaam] 'geracet', maar alleen [bijnaam] was erbij toen het geracet was, maar ze wisten wel dat het van [naam ] en [bijnaam] was.
[bijnaam] : dus 2x2 en [naam ] , hebben wie geracet?
[B] : die hebben [bijnaam] en [bijnaam] .
(…)
[bijnaam] : dus [naam ] zei tegen [bijnaam] ; kom naar hier met die gowtoe (goud)
[B] : dat zou kunnen man. Ik weet niet man, een van die twee.
[bijnaam] : wat één van die twee. Wat zeg je allemaal broer?
[B] : ik weet niet of hij het tegen hem zei. Je moet hierheen komen, of dat hij hem lokte. Ik weet niet welke van die twee.
[bijnaam] : dus [naam ] heeft [bijnaam] gelokt, maar waren [naam ] ( [naam ] Benjamin) en [naam ] dan?
[B] : die waren gewoon er gewoon bij, ze waren in de auto van [naam ] .
[bijnaam] : hmm. En toen hebben ze hun gelokt en toen hebben [naam ] en 2x2 [bijnaam] in elkaar geslagen?
[B] : nee, in ieder geval hebben zij al die dingen afgepakt. Ik kan niet te heet praten toch, maar al die dingen afgepakt.
(…)
[bijnaam] : lijp. Die gowtoe (goud) je weet toch, die dingen die zijn afgepakt?
[B] : ja man.
[bijnaam] : dus [bijnaam] was naar daar gegaan met die dingen?
[B] : ja, ik denk, hij had het sowieso bij zich.
[bijnaam] : kankerdom he. [16]
Op 15 september 2019 om 17.41 uur belt [E] opnieuw in naar [B] en komt ook verdachte aan de telefoon:
[bijnaam] (fon) vertelt dat hij [naam ] (fon) en [naam ] in de auto gingen naar Berkie (België) om die dingen loesoe (wegdoen) te doen. Toen ze onderweg waren hier heen belde die mannen dat hij de spullen terug moest brengen. Hij zegt dat [naam ] en 2x2 (fon) gewoon rustig begonnen te praten en dat zij die dingen moesten komen brengen en daardoor konden zij niet meer naar Berkie (België) gaan. [bijnaam] (fon) zegt dat er twee delen waren en dat Youngboy (fon) zijn eigen deel had maar dat [naam ] (fon) gierig was en altijd meer wilde dus [naam ] (fon) had het gewoon gepakt van Youngboy (fon). Youngboy (fon) is het neefje van [naam ] (fon). Ze zijn teruggereden naar de MZW (Muziekwijk) naar de flatten. Toen zij daar aankwamen was Youngboy (fon) daar niet maar wel veel mensen waaronder [naam ] (fon), 2x2 (fon), [naam ] (fon) en [naam ] (fon). [bijnaam] (fon) zegt dat hij daar gevochten heeft met 2x2 (fon) omdat ze dachten dat hij gowtoe (goud) wilde achterhouden. Daarna kwam [naam ] (fon) ook nog en die heeft hem nog een platte gegeven.
[bijnaam] (fon) vraagt of hij die torie (overval) heeft geklaard (gedaan) met [naam ] (fon) en zijn neefje. [bijnaam] (fon) zegt dat het die andere was dat neefje van [naam ] (fon) en dat hun het hebben geklaard (gedaan). [bijnaam] vraagt of die Chienboys (kleine jongens) het hebben gedaan. [bijnaam] (fon) zegt dat dit zo is maar dat eentje wel 19 is maar dat hij hem ziet als een chienboy (kleine jongen). [bijnaam] (fon) zegt dat hij wel met die bagga (tas) naar team Torie (overval) is geweest. [bijnaam] (fon) zegt dat [naam ] het heeft opgezet en dat die mannen para zijn en die mattie (vriend) van [naam ] (fon), die mattie (vriend) en het neefje van [naam ] (fon).
[bijnaam] zegt dat hij geen tuib (buit) meer heeft. [naam ] (fon) had gezegd dat Youngboy (fon) ook daar was en [naam ] (fon) zei dat Youngboy (fon) ook zijn deel wilde hebben, daarom was hij daar met de tuib (buit) heen gegaan. [17]
Bewijsoverwegingen voor feit 2
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 12 september 2019 rond 12.15 uur is door twee onbekend gebleven daders een overval gepleegd op de goudhandel aan de [adres] in [woonplaats] . Eén van hen droeg een zwarte sporttas van het merk Puma waar de gestolen sieraden in zijn gestopt. Getuige [getuige 1] heeft gezien dat de twee daders direct na de overval via de Olstbrug in de richting van het Echtnaton renden en getuige [getuige 2] zag dat de twee daders naar een groep jongens renden die in een steeg in de nabije omgeving van de goudhandel stond. Volgens diezelfde verklaring van getuige [getuige 2] maakte [B] – de rechtbank begrijpt uit het dossier: [B] – deel uit van deze groep jongens. Uit verschillende camerabeelden volgt dat de twee overvallers wegrenden in een groep in de richting van het Echnaton. Die groep ging vervolgens uiteen in drie jongens die naar de vuilcontainer liepen en drie jongens die voorbij het Echnaton renden, waar verdachte er één van was. Verdachte rende van 12.16.44 tot 12.16.56 uur, dus slechts enkele minuten na de overval op de goudhandel, voorbij het Echnaton met in zijn handen een sporttas die dezelfde kenmerken vertoont als de sporttas die één van de daders in het [naam ] bij zich had. Dat dit de sporttas betreft waarin de buit zat van de overval, volgt uit de tapgesprekken van verdachte met onder meer [B] , waaruit blijkt dat verdachte diezelfde dag, 12 september 2019, rond 18:00 uur met het goud (metaal/gowtoe) afkomstig van de overval (torre) in Rotterdam was en dat hij onderweg was naar België, om het goud daar te gelde te maken. Uit die tapgesprekken maakt de rechtbank ook op dat verdachte wist van de overval, aangezien hij weet te vertellen door wie de overval is gepleegd.
Met betrekking tot de vraag of het handelen van verdachte kan worden bewezen verklaard als het medeplegen van een diefstal met geweld overweegt de rechtbank dat daarvoor moet komen vast te staan dat er bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, het op de uitkijk staan of helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Hoewel het dossier geen verklaringen of tapgesprekken bevat waarin met zoveel woorden over gemaakte afspraken of een onderlinge taakverdeling wordt gesproken, kan uit hetgeen hierboven op grond van de bewijsmiddelen is vastgesteld wel worden afgeleid dat verdachte een taak had, wat die taak is geweest en dat daar kennelijk voorafgaand aan de overval afspraken over zijn gemaakt. Hoewel niet is komen vast te staan dat verdachte een van de twee overvallers was die in de winkel zijn geweest, staat het wel vast dat verdachte in ieder geval de taak had om de buit zeker te stellen. Dit is af te leiden uit de tijdstippen waarop de overval is gepleegd, het tijdstip waarop verdachte zéér kort na de overval te zien is met de tas met daarin de buit en het tapgesprek op dezelfde dag waarin hij spreekt over het te gelde maken van die buit. Verdachte heeft hiermee een niet onbeduidende rol gehad in de afhandeling van het delict, waarmee hij het de overvallers mogelijk maakte om zich om te kleden en zich zonder buit uit de voeten te maken en doordat hij de gestolen sieraden zou omwisselen voor geld wat dan, zo volgt uit de tapgesprekken, onderling verdeeld zou worden.
Bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen, weegt de rechtbank ook mee dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij kort na het ten laste gelegde is aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid daarbij duiden. Zijn verklaring dat hij vlak daarvoor gesport had, er kleding in de sporttas zat en hij bij het groepje jongens vandaan rende omdat hij hen over een overval hoorde praten waar hij niets mee te maken wilde hebben, is in het licht van voornoemde bewijsmiddelen niet aannemelijk. Bovendien laat het zich niet rijmen met het gegeven dat verdachte tijdens het rennen meerdere keren achterom keek (pagina 2060); dat duidt niet op een ontspannen rennen na het sporten.
De rechtbank concludeert dat de bijdrage van verdachte aan de diefstal met geweld van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Daarmee acht zij het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewijsmiddelen voor feit 3 (overval drogist) [18]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , pagina 3025 t/m 3026;
  • een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 3032 t/m 3033;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , pagina 3034 t/m 3035;
  • een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3040;
  • een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3104, 3105, 3107, 3108, 3110 t/m 3112.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 13 november 2019 te [woonplaats] , uit een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, een koffer met daarin een drone (merk/type: Phantom 4) en een Ipad (merk: Apple), dat geheel aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- na aan te bellen voornoemde woning te betreden en
- een bivakmuts en donkere kleding te dragen en
- een vuurwapen en mes bij zich te hebben en
- te roepen: “Op de grond! Ga op de grond liggen!” en
- een vuurwapen vast te houden en/of te tonen
- vervolgens voornoemd vuurwapen in de nek van die [slachtoffer 2] te
drukken en
- te zeggen dat die [slachtoffer 2] op de grond moest gaan liggen en
- vervolgens te roepen: “Waar is de kluis, waar is de kluis?” en
- over die [slachtoffer 2] heen te buigen en/of met een mes te zwaaien naar die [slachtoffer 2] en
- te zeggen: “Whoalla, als je niet vertelt waar die kluis is, wordt het je dood broertje!” en
- die [slachtoffer 2] terwijl die op de grond lag met kracht een trap te geven tegen zijn borstbeen.
2. primair
12 september 2019 te [woonplaats] , uit een winkel ‘ [naam ] ’ gevestigd aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid gouden sieraden, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [naam ] [woonplaats] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 1] de deur te laten openen ogenschijnlijk voor twee vrouwelijke klanten en
- daarna naar binnen te stormen en
- daarbij meermalen met harde stem te roepen/schreeuwen: “Overval, overval” en “Fova” en/of “Ova” en
- ( daarbij) een vuurwapen, te richten op die [slachtoffer 1] en
- meermalen met kracht met een klauwhamer en een vuurwapen op/tegen de glazen toonbank en/of vitrines te slaan en voornoemde toonbank/balie/vitrines kapot te slaan;
3.
op 7 november 2019 te [woonplaats] uit drogisterij [drogisterij] , gevestigd aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen een portefeuille met daarin een geldbedrag van ongeveer 1058 euro dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met een mes te zwaaien en een mes ter hoogte van het gezicht van voornoemde [slachtoffer 6] te bewegen en
- die [slachtoffer 6] bij zijn kraag te pakken en hem richting de achterzijde van de winkel te duwen en te zeggen “Geld” en “Naar achteren” en
- te roepen “Kluis open, geef geld”, en “Openmaken, ik snijd je keel door” en
- voornoemde [slachtoffer 6] op een stoel te duwen en een mes tegen zijn keel te zetten en
- voornoemde [slachtoffer 4] van achteren beet te pakken en haar in een hoek te drukken en
- voornoemde [slachtoffer 7] van achteren vast te pakken en te zeggen “Rustig blijven. Dit is een overval. Ik wil geld” en
- enkele centimeters boven het hoofd van die [slachtoffer 7] een mes te houden en
- de portefeuille uit de handen van die [slachtoffer 6] te grissen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1, 2 primair en 3:
telkens diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport psychiatrisch onderzoek van 23 maart 2020, opgemaakt door D. Matser, kj-psychiater;
  • een rapport psychologisch onderzoek van 26 maart 2020, opgemaakt door D.W.M. Kragt, GZ-psycholoog.
Uit voornoemde rapporten volgt dat bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline en antisociale trekken. Ook is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval en het is aannemelijk dat de scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling heeft doorgewerkt in zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over, maakt die tot de hare en is gelet daarop van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het jeugdstrafrecht van toepassing te verklaren en verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, en tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: een PIJ-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en heeft bepleit om verdachte maximaal tien maanden jeugddetentie op te leggen en om, conform de adviezen van de deskundigen, geen onvoorwaardelijke maar een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een drietal gewapende overvallen. Eerst in september 2019 een overval op een goudhandel en vervolgens enkele dagen na elkaar in november 2019 een overval op een drogisterij en op een woning. Bij de overval op de goudhandel was verdachte degene die direct na de overval de buitgemaakte sieraden overnam, daarmee wegrende en die elders te gelde probeerde te maken. Bij de andere twee overvallen is verdachte, steeds samen met een ander, bewapend en met een bivakmuts of gezichtsbedekking naar binnen gegaan en heeft daar de slachtoffers in kwestie bedreigd en geweld tegen hen gebruikt. Verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor de lichamelijke integriteit van anderen en voor andermans goederen en eigendommen. Hij heeft de slachtoffers enorm veel angst aangejaagd en uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt ook dat het bewezen verklaarde diepe sporen bij hen heeft nagelaten. Een aantal van hen heeft professionele hulp nodig gehad om het gebeuren te kunnen verwerken. De eigenaren van de drogisterij hebben zelfs naar aanleiding van deze gebeurtenis besloten hun zaak te sluiten. De rechtbank vindt dit alles zeer ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat verdachte, die nog jong is, zich aan dergelijke feiten schuldig heeft gemaakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 april 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder is veroordeeld, maar niet ter zake van soortgelijke feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de psychiater en psycholoog in de onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapportages. Het risico op gewelddadig gedrag is matig tot hoog. Verdachte functioneert in cognitief en sociaal-emotioneel opzicht jonger dan zijn kalenderleeftijd en kan profiteren van een pedagogische benadering. Door beide deskundigen wordt daarom geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Met betrekking tot een op te leggen sanctie benoemen beide deskundigen dat verdachte ondersteuning en begeleiding nodig heeft op alle levensgebieden. Verdachte disfunctioneert door zijn psychopathologie en loopt daardoor vast op meerdere levensterreinen. Er zijn bij verdachte voldoende ontwikkelingsmogelijkheden en behandelaanknopingspunten, maar binnen een vrijwillig kader is behandeling niet van de grond gekomen. Een forensisch FACT-team kan dergelijke begeleiding en behandeling bieden. Daarbij kan ook gedacht worden aan (het toewerken naar) begeleid wonen buiten Almere of Lelystad zodat hij zo min mogelijk te maken heeft met zijn negatieve netwerk. Pas als de praktische zaken geregeld zijn, heeft behandeling op persoonlijk vlak kans van slagen. Beide deskundigen denken daarbij aan schematherapie. Daarnaast is het ook van belang om het delictscenario met verdachte te bespreken – hetgeen tijdens het onderzoek van de deskundigen niet mogelijk was omdat verdachte toen ontkende. Ten slotte moet ook het cannabisgebruik worden meegenomen in de behandeling. Door beide deskundigen wordt geadviseerd dit vorm te geven binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte heeft een flinke stok achter de deur nodig zodat hij zo min mogelijk ruimte voelt om negatief gedrag te laten zien. Bij het niet naleven van de voorwaarden is, in tegenstelling tot een voorwaardelijke jeugddetentie, gerichte behandeling gegarandeerd.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 28 mei 2020. De reclassering onthoudt zich van advies omdat zij in korte tijd een rapport heeft moeten uitbrengen en verdachte alleen telefonisch heeft kunnen spreken. Daarbij beroept verdachte zich op zijn zwijgrecht. De reclassering heeft onvoldoende kunnen onderzoeken wat nodig is om de risico’s te beperken en om te kunnen werken aan gedragsverandering. Mocht de rechtbank conform het advies van de deskundigen een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen, dan formuleert de reclassering bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling, verblijven in een instelling voor begeleid/bescherm wonen, een drugs- en alcoholverbod, het meewerken aan het vinden en behouden van een opleiding of legaal werk, het inzicht geven aan de reclassering in zijn financiële situatie, het geven van openheid over zijn sociale netwerk en een contactverbod met de medeverdachten. Daarbij adviseert de reclassering deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte en wat daarover door de deskundigen is gerapporteerd, aanleiding om conform artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toe te passen. Ook zal de rechtbank in de strafoplegging rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank acht het met de deskundigen noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld en begeleid. Ambulante behandeling kan volgens de psycholoog mogelijk binnen twee jaar resultaat opleveren mits er een strikt kader is. De verwachting is dat behandeling de ontwikkeling positief zal beïnvloeden en de kans op recidive zal verminderen.
Behandeling en begeleiding als voorwaarden bij een voorwaardelijke straf zijn ontoereikend om verdachtes ontwikkeling in positieve richting om te buigen, omdat een voorwaardelijke straf hem naar alle waarschijnlijkheid niet voldoende zal motiveren om zich aan de voorwaarden te houden en er bovendien geen vangnet van behandeling is als verdachte niet meewerkt. Met de deskundigen acht de rechtbank een meer gedwongen kader nodig en daarvoor vindt zij de PIJ-maatregel passend. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de bewezenverklaring en de beschouwingen en conclusies van de deskundigen, aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de PIJ-maatregel is voldaan.
De rechtbank acht zich echter waar het gaat om de precieze vormgeving van de maatregel nog onvoldoende voorgelicht. De beide deskundigen adviseren de PIJ-maatregel in de voorwaardelijke vorm op te leggen als duidelijke en stevige stok achter de deur om de behandeling van verdachte niet te laten stagneren. Uit het rapport van de reclassering volgt echter dat zij zich primair onthouden van advies omdat zij, door tijdsgebrek en de ontkennende houding van verdachte, onvoldoende hebben kunnen onderzoeken wat nodig is om de risico’s te beperken en om te kunnen werken aan gedragsverandering. Voor het geval de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel wil opleggen, formuleren zij een aantal (meer of minder algemene) bijzondere voorwaarden waaraan verdachte zich dan zou moeten houden. Met dit advies als uitgangspunt bij het opleggen van een voorwaardelijke PIJ- maatregel, komt het er op neer dat iedereen er maar het beste van moet hopen. Dit doet te kort aan het belang van verdachte om te laten zien dat hij, zoals hij zelf aangeeft, de voorwaardelijke PIJ-maatregel met beide handen wil aangrijpen als een laatste kans om zijn leven een andere wending te geven.
Om deze reden en omdat verdachte op de zitting zijn proceshouding heeft gewijzigd en twee van de ten laste gelegde feiten heeft bekend, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de reclassering opnieuw met verdachte in gesprek gaat en de rechtbank aanvullend zal adviseren over welke maatregelen nodig zijn en of zij het haalbaar achten om verdachte in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, de kans op recidive zo veel mogelijk terug te dringen en te werken aan een bestendige gedragsverandering.
Dit betekent dat de rechtbank het onderzoek zal heropenen en vervolgens zal schorsen teneinde het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen terechtzitting – zo mogelijk in dezelfde samenstelling – te kunnen hervatten.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis op dit moment overweegt de rechtbank het volgende, met in achtneming van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de bewezenverklaring.
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij een overval op een winkel uit van een jeugddetentie van vier maanden en bij een overval op een woning van een jeugddetentie van zes maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals de aard en ernst van het fysieke letsel, bedreiging met een wapen, het georganiseerde karakter van de groep, zijn hier nog niet in meegenomen. Rekening houdend met dit alles is de rechtbank van oordeel dat thans de situatie zoals bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv nog niet aan de orde is en ziet zij geen aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen.

9.BESLISSING

De rechtbank:
-
heropenthet onderzoek en
schorstdit terstond voor
onbepaalde tijd, doch niet langer dan voor de duur van 3 maanden;
-
stelt de stukken in handen van de officier van justitieteneinde uitvoering te geven aan hetgeen hiervoor is omschreven, te weten het doen opstellen van een aanvullend maatregelenrapport door Reclassering Nederland;
-
wijst afhet verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis c.q onmiddellijke invrijheidsstelling van de verdachte;
-
beveeltde oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat;
-
beveeltde benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , Drogisterij [drogisterij] en [slachtoffer 7] in kennis te stellen van de datum en het tijdstip van de nader te bepalen terechtzitting;
-
houdtiedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. M.J.A.L. Beljaars en
A. Leschot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/271638-19
1
hij op of omstreeks 13 november 2019 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een doos/koffer met daarin een drone (merk/type: Phantom 4) en/of een Ipad (merk: Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- na aan te bellen voornoemde woning te betreden en/of
- ( daarbij) een bivakmuts, althans gezichtsbedekking en/of donkere kleding te dragen en/of
- ( daarbij) een vuurwapen en/of mes bij zich te hebben en/of
- ( daarbij) (vervolgens) te roepen: “Op de grond! Ga op de grond liggen!” en/of
- ( vervolgens) nadat die [slachtoffer 2] naar zolder gerend was te roepen: “Ga naar beneden, ga naar beneden!” en/of
- ( daarbij) een vuurwapen vast te houden en/of te tonen en/of
- ( vervolgens) voornoemd vuurwapen (met kracht) in de nek/hals van die [slachtoffer 2] te drukken/duwen/houden en/of
- ( daarbij) (vervolgens) te bevelen, althans zeggen dat die [slachtoffer 2] op de grond moest gaan liggen en/of
- ( daarbij) (vervolgens) te roepen: “Waar is de kluis, waar is de kluis?” en/of
- ( daarbij) (vervolgens) over die [slachtoffer 2] heen te buigen en/of met een mes te zwaaien naar die [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) te zeggen: “Whoalla, als je niet vertelt waar die kluis is, wordt het je dood broertje!” en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] (terwijl die op de grond lag) met kracht een trap/schop te geven tegen zijn borstbeen en/of
- ( vervolgens) (na het vinden en/of pakken van een grijze doos/koffer) te schreeuwen: “Maak open die doos, maak open!”;
2
hij op of omstreeks 12 september 2019 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland (uit een winkel ‘ [naam ] ’ gevestigd aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een grote hoeveelheid) gouden sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam ] [woonplaats] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] de deur te laten openen (ogenschijnlijk voor twee vrouwelijke klanten) en/of
- ( daarna) naar binnen te stormen/rennen/lopen en/of
- ( daarbij) meermalen (met harde stem) te roepen/schreeuwen: “Overval, overval” en/of “Fova” en/of “Ova” en/of
- ( daarbij) een pistool, althans een vuurwapen, te richten op/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen met kracht (met een (klauw)hamer en/of pistool, althans vuurwapen) op/tegen de (glazen) toonbank en/of vitrine(s) te slaan en/of voornoemde toonbank/balie/vitrine(s) kapot te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een goed, te weten een tas (met daarin vermoedelijk gestolen gouden sieraden), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 16/030994-20
hij op of omstreeks 7 november 2019 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland (uit drogisterij [drogisterij] , gevestigd aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (portefeuille met daarin een) geldbedrag van ongeveer 1058 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een mes te zwaaien, en/of een mes ter hoogte van het gezicht van voornoemde [slachtoffer 6] te bewegen en/of
- die [slachtoffer 6] bij zijn kraag te pakken en/of hem richting de achterzijde van de winkel te duwen en/of te zeggen “Geld” en/of “Naar achteren” en/of
- te zeggen en/of roepen en/of schreeuwen “Kluis open, geef geld”, en/of “Openmaken, ik snijd je keel door” en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] op een stoel te duwen/zetten en/of een mes tegen/op zijn keel te zetten/houden/duwen en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] van achteren beet te pakken en/of haar in een hoek te drukken en/of
- voornoemde [slachtoffer 7] van achteren vast te pakken/houden en/of te zeggen “Rustig blijven. Dit is een overval. Ik wil geld” en/of
- enkele centimeters boven het hoofd van die [slachtoffer 7] een mes te houden en/of
- de portefeuille uit de handen van die [slachtoffer 6] te grissen/pakken/trekken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 februari 2020, genummerd MD2R019216-226, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1000 tot en met 1266 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 februari 2020, genummerd MD2R019214, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 t/m 9, 100 t/m 114, 200 t/m 221, 300 t/m 325, 400 t/m 419, 500 t/m 543, 600 t/m 650, 700 t/m 741, 800 t/m 832, 900 t/m 931. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 februari 2020, genummerd MD2R019165-278, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 2000 t/m 2333 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 februari 2020, genummerd MD2R019214, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 t/m 9, 100 t/m 114, 200 t/m 221, 300 t/m 325, 400 t/m 419, 500 t/m 543, 600 t/m 650, 700 t/m 741, 800 t/m 832, 900 t/m 931. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Pagina 2016 en 2017.
4.Pagina 2028 t/m 2031.
5.Pagina 2032 t/m 2034.
6.Pagina 2096 t/m 2097.
7.Pagina 2053.
8.Pagina 2039 en 2040.
9.Pagina 2099 t/m 2105.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2020.
11.Pagina 2149 t/m 2153.
12.Pagina 2091 t/m 2094.
13.Pagina 2170.
14.Pagina 2193 t/m 2194.
15.Pagina 2194.
16.Pagina 2196 t/m 2198.
17.Pagina 2171 t/m 2172.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2020, genummerd MD2R019214-189, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 3000 tot en met 3234 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 februari 2020, genummerd MD2R019214, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 t/m 9, 100 t/m 114, 200 t/m 221, 300 t/m 325, 400 t/m 419, 500 t/m 543, 600 t/m 650, 700 t/m 741, 800 t/m 832, 900 t/m 931. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.