ECLI:NL:RBMNE:2020:2447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
19/2888
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 24 februari 2020, is het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten afgewezen. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die op 26 juni 2019 had vastgesteld dat verzoekster de gebruikster was van een bepaald adres en daarom gebruikersbelastingen voor het belastingjaar 2019 moest betalen. Na een nieuw besluit van verweerder op 26 november 2019, waarin de eerdere aanslagen werden vernietigd, trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten, waaronder het griffierecht van € 47,-. De rechtbank oordeelde dat het griffierecht niet onder de proceskosten valt en dat verzoekster zich hiervoor tot verweerder moest wenden. Bovendien was de rechtbank van mening dat er geen andere proceskosten waren gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. Daarom werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: J.J.C. Gresnigt),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 26 november 2019 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 26 juni 2019 een beslissing op bezwaar genomen. Daarin heeft verweerder beslist dat verzoekster de gebruikster is van het adres [adres] te [woonplaats] en dat verzoekster daarom de gebruikersbelastingen voor het belasting jaar 2019 moet betalen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 26 november 2019 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waarmee hij terugkomt op het besluit van 26 juni 2019 en de aanslagen gebruikersbelasting voor het belastingjaar 2019 vernietigt. Verweerder heeft daarmee gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten, bestaande uit het griffierecht van € 47,-. Griffierecht valt niet onder de proceskosten.
2. Verweerder is verplicht het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41, zevende lid van de Awb). Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.
3. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzoek om een proceskostenvergoeding zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.