ECLI:NL:RBMNE:2020:2444

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
19/2041
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet voldoen aan wettelijke eisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser behandeld dat op 20 mei 2019 is ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. De rechtbank legt uit dat een eiser moet aangeven waarom hij het niet eens is met het besluit en dit moet onderbouwen met beroepsgronden, zoals vereist in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft eiser op 27 juni 2019 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om binnen vier weken een kopie van het besluit waar hij het niet mee eens is, te sturen. Deze brief werd echter onbestelbaar geretourneerd. Op 4 oktober 2019 is er opnieuw een aangetekende brief gestuurd, maar ook deze werd onbestelbaar geretourneerd omdat eiser de brief niet bij het postkantoor heeft afgehaald. Vervolgens heeft de rechtbank op 28 oktober 2019 een gewone postzending gestuurd, waarin werd medegedeeld dat de eerdere brief onbestelbaar was geretourneerd. Eiser heeft hierop niet gereageerd.

Omdat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid van de Awb, heeft de rechtbank besloten dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 Awb. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, en is openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2041

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Onbekende verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 20 mei 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet zeggen waarom hij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dat worden ‘beroepsgronden’ genoemd. Ook moet iemand duidelijk maken met welk besluit hij het niet eens is. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet is gebeurd kan de rechtbank beslissen dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
3. De rechtbank heeft eiser op 27 juni 2019 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat hij binnen vier weken een kopie van het besluit waar hij het niet mee eens is aan de rechtbank moet sturen en moet aangeven waarom hij het niet eens is met het besluit. Deze brief is onbestelbaar geretourneerd aan de rechtbank. De rechtbank heeft eiser op
4 oktober 2019 opnieuw een aangetekende brief gestuurd, waarin ook weer staat dat hij binnen vier weken een kopie van het besluit waar hij het niet mee eens is aan de rechtbank moet sturen en moet aangeven waarom hij het niet eens is met het besluit. Deze tweede aangetekende brief is weer onbestelbaar geretourneerd aan de rechtbank, omdat eiser de brief niet bij het postkantoor heeft afgehaald.
4. De rechtbank heeft eiser op 28 oktober 2019 per gewone postzending een brief gestuurd. In de brief is medegedeeld dat de brief van 4 oktober 2019 onbestelbaar aan de rechtbank is geretourneerd. De brief van 4 oktober 2019 is als bijlage toegevoegd ter kennisname. Deze brief is gestuurd ter voldoening aan het vereiste van artikel 8:38, eerste lid van de Awb. In die brief staat dat de termijn uit de brief van 4 oktober 2019 niet opnieuw aanvangt. Eiser heeft hier niet op gereageerd. Het is dus niet duidelijk met welk besluit eiser het niet eens is en waarom hij het daar niet mee eens is.
5. Omdat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid van de Awb zal het beroepschrift niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.