ECLI:NL:RBMNE:2020:2409

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/4637
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om inzage in persoonsgegevens

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens. Eiser had op 11 juli 2019 een verzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), maar verweerder heeft pas op 27 januari 2020 een besluit genomen. De rechtbank heeft op 14 april 2020, vanwege coronamaatregelen, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek schriftelijk af te ronden.

De rechtbank heeft eiser vrijstelling van het griffierecht verleend, omdat hij aan de criteria voldeed. Vervolgens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder inmiddels op het verzoek van eiser had beslist, maar dat dit besluit niet geheel aan het verzoek tegemoetkwam. Op basis van artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, doorverwezen naar verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld.

Daarnaast heeft eiser verzocht om vergoeding van proceskosten. Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen deze vergoeding, en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 262,50. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer was, en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4637

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer).
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder,(gemachtigde: mr. H. Kavi).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek. Bij brief van 24 oktober 2019 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek van 11 juli 2019 om inzage in zijn persoonsgegevens, op grond van artikel 12 en 15, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming. [1]
Op 27 januari 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op het verzoek.
Het onderzoek ter zitting van 14 april 2020 heeft vanwege de maatregelen die zijn getroffen in verband met het coronavirus niet plaatsgevonden. Partijen hebben schriftelijk gereageerd op eisers verzoek om proceskostenveroordeling. Nadat partijen daarvoor schriftelijk toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft zij het onderzoek gesloten. [2]

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe, omdat uit de door eiser verstrekte gegevens blijkt dat hij aan de daarvoor geldende criteria voldoet.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels bij besluit van 27 januari 2020 heeft beslist op het verzoek van eiser en heeft bepaald dat eiser de maximale dwangsom van
€ 1.442,- verbeurt.
Gelet hierop is er geen procesbelang meer bij het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaren.
3. Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Op grond van het vierde lid van dit artikel kan het beroep worden verwezen naar verweerder teneinde het te behandelen als bezwaar tegen het alsnog genomen besluit. Omdat verweerder gezien de inhoudelijke gronden van bezwaar van 3 februari 2020 niet geheel aan het verzoek van eiser is tegemoetgekomen, verwijst de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb naar verweerder ter behandeling als bezwaar.
4. Tot slot heeft eiser verzocht om verweerder te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten. Verweerder heeft per brief van 3 juni 2020 medegedeeld dat hij zich niet verzet tegen de toekenning van een proceskostenvergoeding aan eiser, omdat het enige tijd heeft geduurd voordat er een besluit is genomen op het verzoek van eiser. De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verwijst het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 27 januari 2020 naar verweerder om als bezwaarschrift in behandeling te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
2.Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).