In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens. Eiser had op 11 juli 2019 een verzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), maar verweerder heeft pas op 27 januari 2020 een besluit genomen. De rechtbank heeft op 14 april 2020, vanwege coronamaatregelen, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek schriftelijk af te ronden.
De rechtbank heeft eiser vrijstelling van het griffierecht verleend, omdat hij aan de criteria voldeed. Vervolgens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder inmiddels op het verzoek van eiser had beslist, maar dat dit besluit niet geheel aan het verzoek tegemoetkwam. Op basis van artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder, doorverwezen naar verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld.
Daarnaast heeft eiser verzocht om vergoeding van proceskosten. Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen deze vergoeding, en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 262,50. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer was, en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.