Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder
Procesverloop
Omdat eiseres op 24 juli 2019 niet op het gesprek is gekomen heeft verweerder bij besluit van 24 juli 2019 eiseres’ recht op bijstand opgeschort. Eiseres is in dit besluit uitgenodigd voor een gesprek op 25 juli 2019 en is gevraagd de in dit besluit genoemde bewijsstukken mee te nemen. Tegen dit besluit heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
Overwegingen
.Eiseres heeft verder verklaard dat zij de pastoor is en de belangrijkste contactpersoon van haar kerk en dat haar activiteiten bestaan uit prediken, bijbel-les geven, counseling, bezoeken van zieken, flyers maken om mensen binnen te krijgen, geld tellen, het storten van het offergeld, het voeren van de administratie en boekhouding en het organiseren van diensten en conferenties. Verder is eiseres verantwoordelijk voor de financiën en heeft zij de bevoegdheid voor het beheer en het gebruik van de zakelijke rekening van de Stichting. Aan deze verklaringen doet niet af dat eiseres in de te beoordelen periode vanwege medische redenen meermalen is geopereerd.
Aannemelijk is dat eiseres, die de Stichting zelf heeft opgericht en daarvan voorzitter is, deze activiteiten voor de kerk, althans een deel daarvan, vanaf het begin verricht. De stelling dat eiseres in de begintijd van de Stichting alleen maar bezig was met het belijden van haar geloof slaagt dan ook niet. Bovendien blijkt uit de door eiseres overgelegde winst- en verliesrekening dat, anders dan eiseres stelt, de Stichting in 2017 al actief was. In 2017 had de Stichting immers al inkomsten, in de vorm van giften, offers en leningen.
Volgens vaste rechtspraak is het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden van belang voor het recht op bijstand ongeacht met welke intentie iemand de werkzaamheden heeft verricht en of daarmee daadwerkelijk geld is verdiend. [2] Dat eiseres, zoals zij stelt, de activiteiten in het begin onbetaald als vrijwillig heeft verricht, maakt dus niet dat zij de activiteiten niet uit eigen beweging bij verweerder had moeten melden.
Eiseres heeft de oprichting van de Stichting en al haar werkzaamheden voor de Stichting niet meteen en uit eigen beweging bij verweerder gemeld terwijl het haar redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze gegevens voor de verlening van de bijstand van belang konden zijn. Doordat eiseres de oprichting van en de werkzaamheden voor de Stichting niet heeft gemeld bij verweerder, heeft zij haar inlichtingenplicht geschonden. Niet is gebleken dat eiseres door gezondheidsproblemen niet in staat was om dit (tijdig) aan verweerder door te geven. Voor zover bij eiseres twijfel bestond of de oprichting van en activiteiten voor de Stichting van invloed konden zijn op haar recht op bijstand, had eiseres daarin aanleiding moeten zien om contact op te nemen met verweerder om op dit punt duidelijkheid te verkrijgen.
.Eiseres heeft ook niet over de hele periode van 6 juni 2017 tot en met 23 juli 2019 afschriften van de bankrekening van de Stichting overgelegd. Verder blijkt uit de bankafschriften die eiseres wel heeft overgelegd dat er sprake is van een financiële verwevenheid tussen de op naam van de Stichting staande rekening en de privérekening van eiseres. Bovendien blijkt uit bankafschriften van de Stichting dat er niet alleen bedragen door derden worden overgemaakt maar dat er ook kasstortingen worden gedaan. Eiseres heeft in dit verband verklaard dat contant geld/offers worden opgehaald en dat als er te weinig inkomsten zijn om de onkosten te betalen de moederkerk [kerk] dit contant aanvult. Van deze contante geldstromen heeft eiseres geen bewijsstukken overgelegd waardoor op geen enkele wijze te controleren is hoeveel geld er via contante betalingen is binnengekomen. Doordat er geen met objectieve en verifieerbare stukken onderbouwde boekhouding of administratie is en eiseres ook niet op een andere objectieve en verifieerbare manier haar werkzaamheden en de contant ontvangen bedragen heeft bijgehouden, kan niet worden beoordeeld of eiseres in de te beoordelen periode recht had op (aanvullende) bijstand. De door eiseres in beroep overgelegde stukken over de inkomsten en uitgaven leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Ten eerste zijn deze stukken niet opgesteld door een onafhankelijk boekhouder of accountant die het een en ander heeft gecontroleerd en ten tweede zijn zij niet voorzien van de achterliggende bewijsstukken, zoals facturen van de aankopen.