ECLI:NL:RBMNE:2020:2395

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
UTR 20/647
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan bewijs van indiening bezwaarschrift

Op 26 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Bewonersvereniging Oosterspoorplein en omgeving, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet tijdig had beslist op haar bezwaarschrift van 3 juli 2017, dat gericht was tegen een besluit van 6 juni 2017 waarin een aanvraag om een splitsingsvergunning werd afgewezen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat het bezwaarschrift daadwerkelijk is verzonden en dus is ingediend. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat er geen beroep openstond tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit op het bezwaarschrift.

De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit niet nodig werd geacht op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder ontkende het bezwaarschrift te hebben ontvangen, en de rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om te bewijzen dat het bezwaarschrift was verzonden. De enkele stelling dat het bezwaarschrift was verzonden, was onvoldoende. Eiseres heeft wel een kopie van het bezwaarschrift overgelegd, maar deze bevatte geen bewijs van verzending en was niet geadresseerd aan verweerder.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen ingediend bezwaarschrift was op het moment dat eiseres beroep instelde, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en verweerder is inmiddels in kennis gesteld van het bezwaarschrift, waardoor hij alsnog een besluit moet nemen. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/647

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2020 in de zaak tussen

Bewonersvereniging Oosterspoorplein en omgeving, eiseres

(gemachtigde: mr. A.R. Vliegen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,verweerder
(gemachtigde: J.G. van Setten)

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaarschrift van 3 juli 2017. Het bezwaarschrift is gericht tegen het besluit van 6 juni 2017, waarin verweerder een aanvraag om een splitsingsvergunning voor het pand aan de [adres] in [woonplaats] heeft afgewezen.

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is, gelet op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Verweerder ontkent dat hij het bezwaarschrift van 3 juli 2017 heeft ontvangen. Naar vaste rechtspraak ligt het dan op de weg van eiseres om aan te tonen dat zij het bezwaarschrift daadwerkelijk heeft verzonden en komt het ook voor haar risico als de verzending niet kan worden aangetoond. De enkele stelling dat een bezwaarschrift (binnen de bezwaartermijn) is verzonden is ontoereikend om aan te tonen dat de brief ook daadwerkelijk ter verzending is aangeboden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd. Eiseres heeft een kopie van het bezwaarschrift van 3 juli 2017 overgelegd, maar hieruit blijkt niet dat het bezwaarschrift ook daadwerkelijk is verzonden. De brief is bovendien niet voorzien van een adressering aan verweerder. Eiseres heeft de verzending ook anderszins niet aannemelijk gemaakt, door bijvoorbeeld een (deugdelijke) verzendadministratie over te leggen. De interne e‑mailconversaties tussen bestuurders en leden van de bewonersvereniging die eiseres heeft meegestuurd zijn daarvoor onvoldoende.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat er, op het moment dat eiseres beroep instelde, sprake was van een ingediend bezwaarschrift. Dit betekent dat aan eiseres ook geen rechtstreeks beroep openstond tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit op dat bezwaarschrift door verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b van de Awb in samenhang met artikel 6:12, tweede lid van de Awb.
6. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Tot slot zij opgemerkt dat verweerder het bezwaarschrift van 3 juli 2017 inmiddels heeft ontvangen. Met het beroep van eiseres heeft de rechtbank het bezwaarschrift immers bij brief van 11 februari 2020 naar verweerder toegestuurd. Gelet op het bepaalde in artikel 6:20, eerste lid van de Awb, dient verweerder alsnog een besluit te nemen op het bezwaarschrift.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 26 juni 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra dat weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De uitspraak is verzonden op de stempoeldatum die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.