ECLI:NL:RBMNE:2020:2393

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
UTR 20/643
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Bewonersvereniging Oosterspoorplein en omgeving (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum (verweerder). Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet tijdig heeft beslist op haar bezwaarschrift van 23 april 2013. Eiseres stelt dat zij met deze brief, hoewel prematuur, bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 6 januari 2015, waarin een omgevingsvergunning is verleend voor twee zelfstandige wooneenheden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder de brief van 23 april 2013 terecht heeft opgevat als een zienswijze en niet als een bezwaarschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief niet voldeed aan de vereisten voor een bezwaarschrift zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had niet kunnen weten dat er nog geen besluit was genomen, en haar verzoek om handhaving werd niet als zodanig opgevat in de brief.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen ingediend bezwaarschrift was op het moment dat eiseres beroep instelde. Hierdoor was er geen mogelijkheid voor eiseres om rechtstreeks beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. De rechtbank heeft het beroep van eiseres dan ook niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2020 in de zaak tussen

Bewonersvereniging Oosterspoorplein en omgeving, eiseres

(gemachtigde: mr. A.R. Vliegen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum,verweerder
(gemachtigde: J.G. van Setten)

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaarschrift van 23 april 2013. Volgens eiseres heeft zij met deze brief, weliswaar prematuur, bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 januari 2015 waarin een omgevingsvergunning is verleend ter legalisatie van twee zelfstandige wooneenheden aan de [adres] in [woonplaats] .

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is, gelet op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres met de brief van 23 april 2013 geen bezwaar heeft gemaakt. Verweerder heeft de brief naar eigen zeggen terecht, opgevat als zienswijze gericht tegen de aanvraag van 13 maart 2013 voor het pand, maar deze aanvraag is nadien ingetrokken. Op 15 december 2014 is er een nieuwe aanvraag voor het pand ingediend, waarop eiseres bij brief van 29 december 2014 haar zienswijze heeft gegeven. Bij besluit van 6 januari 2015 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft vervolgens geen bezwaar van eiseres ontvangen.
4. Ingevolge artikel 1:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder het maken van bezwaar verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Artikel 6:4, eerste lid, van de Awb bepaalt vervolgens dat het maken van bezwaar geschiedt door indiening van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het betreffende besluit heeft genomen.
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder de brief van 23 april 2013 terecht heeft opgevat als zienswijze tegen de aanvraag van 13 maart 2013, en niet als bezwaarschrift. De brief begint en eindigt weliswaar met de melding dat eiseres bezwaar maakt tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het pand, maar in de brief wordt verwezen naar de publicatie van de
aanvraag. Uit de inhoud van de brief blijkt duidelijk dat eiseres verweerder wil bewegen om de aanvraag af te wijzen als verweerder een besluit gaat nemen. Eiseres eindigt de brief met de vraag of verweerder de aanvraag wil weigeren. Niet kan dus worden gezegd dat eiseres niet wist of redelijkerwijs niet kon weten, dat er nog geen besluit tot stand was gekomen, zodat zij met de brief beoogd heeft (prematuur) bezwaar te maken. Voor zover eiseres stelt dat de brief van 23 april 2013 door verweerder opgevat had moeten worden als handhavingsverzoek, volgt de rechtbank eiseres evenmin. In de brief vraagt eiseres verweerder niet om handhavend op te treden tegen een illegale situatie.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken dat er, op het moment dat eiseres beroep instelde, sprake was van een ingediend bezwaarschrift. Dit betekent dat aan eiseres géén rechtstreeks beroep openstond tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit op dat bezwaarschrift door verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b van de Awb in samenhang met artikel 6:12, tweede lid van de Awb.
7. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 26 juni 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra dat weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De uitspraak is verzonden op de stempoeldatum die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.