ECLI:NL:RBMNE:2020:2388

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5029
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eisers, bestaande uit een moeder en haar kinderen, hadden verzocht om opvang op basis van artikel 1.2.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer is voor de moeder en de kinderen, aangezien zij inmiddels onderdak hebben gevonden. De vader, die dakloos is, stelde dat hij nog belang had bij maatschappelijke opvang, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen procesbelang had. Dit omdat niet was aangetoond dat hij daadwerkelijk aangewezen was op maatschappelijke opvang en er geen bewijs was dat hij niet bij zijn gezin kon intrekken. De rechtbank concludeerde dat er geen voldoende actueel belang was om het beroep ontvankelijk te achten en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(hierna: eisers)

mede namens hun minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] (geboren op [2013] );
- [minderjarige 2] (geboren op [2014] );
- [minderjarige 3] (geboren op [2016] );
- [minderjarige 4] (geboren op [2019] ).
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Geffen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om hen samen met hun kinderen opvang te bieden zoals bedoeld in artikel 1.2.1., aanhef en onder c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 25 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder het advies van de Bezwaarschriftencommissie van verweerder van 20 november 2019 ten grondslag gelegd.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek heeft de voorzieningenrechter bij uitspraak van 11 december 2019 afgewezen. [1]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen per brief geïnformeerd over haar voornemen om de zaak buiten zitting af te doen. Als één van de partijen wel een zitting wilde, moesten zij dit binnen een week na verzending van die brief aan de rechtbank laten weten. Geen van de partijen heeft aangegeven dat zij een zitting noodzakelijk vinden. Partijen hebben wel een nadere schriftelijke reactie ingediend.
Bij brief van 12 juni 2020 heeft de rechtbank eisers in de gelegenheid gesteld toe te lichten of in deze procedure nog sprake is van (voldoende) procesbelang. Eisers hebben daarop op 17 juni 2020 gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek op 19 juni 2020 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eisers (voldoende) procesbelang hebben bij een beoordeling van hun beroep.
2. Volgens vaste rechtspraak is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
3. Volgens eisers is sprake van procesbelang, omdat eiser nog belang heeft bij maatschappelijke opvang. Hij is dakloos en hij leeft noodgedwongen gescheiden van zijn gezin. Eiser kan niet bij zijn gezin in [woonplaats] gaan wonen. Eiseres huurt daar sinds
1 april 2020 een woning aan de [adres] . Het betreft een bovenwoning met drie slaapkamers. Eén slaapkamer is minder geschikt als slaapkamer, omdat het aansluitpunt van de wasmachine zich daar bevindt. Eiseres woont daar samen met haar kinderen. De verhuurder van de woning in [woonplaats] heeft te kennen gegeven dat niet teveel mensen mogen worden ingeschreven op deze woning. Afgesproken is dat eiseres en de kinderen daar zouden gaan wonen. Eiseres wil niet het risico lopen de woning te moeten verlaten. Zij is nog wel op zoek naar een woning voor zes personen.
4. De rechtbank stelt vast dat er in ieder geval geen procesbelang meer is voor eiseres en de kinderen aangezien zij inmiddels onderdak hebben. De vraag is of er ook een procesbelang bestaat voor eiser. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft, omdat niet vast is komen staan dat hij aangewezen is op maatschappelijke opvang. De rechtbank overweegt als volgt. Dat de verhuurder van de betreffende huurwoning het niet toe zou staan dat eiser bij eiseres en de kinderen intrekt, blijkt nergens uit. Eisers stellen alleen, zonder enige onderbouwing, dat hij te kennen heeft gegeven dat er niet
teveelmensen mogen worden ingeschreven. Daarmee staat niet vast wanneer er teveel mensen wonen en dat eiser daar ook onder valt. Dat is afgesproken dat eiseres daar zou wonen met haar kinderen, is ook niet met stukken of anderszins onderbouwd. Tot slot hebben eisers ook niet onderbouwd dat een van de slaapkamers minder geschikt is als slaapkamer. De enkele stelling dat daar de aansluiting van de wasmachine zit, is daarvoor onvoldoende. Daarom is niet duidelijk geworden waarom eiser niet bij eiseres en de kinderen intrekt, in plaats van een beroep te doen op de maatschappelijke opvang. Hij wil immers graag bij zijn gezin wonen en niet aannemelijk is gemaakt dat dat niet mogelijk is in de huurwoning van eiseres in [woonplaats] . In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen voldoende actueel belang om het beroep ontvankelijk te achten. De rechtbank merkt hierbij op dat is gesteld noch gebleken dat schade is geleden.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 25 juni 2020 door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. van Ravenhorst, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd om De rechter is verhinderd omdeze uitspraak te ondertekenen deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Partijen kunnen hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Dat kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.