ECLI:NL:RBMNE:2020:2387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
16/105179-19 en 16/104291-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gijzeling van een getuige in strafzaken wegens weigering om vragen te beantwoorden

Op 24 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Lelystad, een beschikking gegeven in de strafzaken met parketnummers 16/105179-19 en 16/104291-19. De zaak betreft een getuige die op 22 juni 2020 was gedagvaard om te verschijnen voor de rechter-commissaris, maar weigerde een aan hem gestelde vraag te beantwoorden. De rechter-commissaris heeft daarop bevolen dat de getuige in gijzeling wordt gesteld voor maximaal drie keer 24 uur, omdat hij zonder wettige grond weigerde te antwoorden. De getuige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Önemli, heeft op 24 juni 2020 in raadkamer verklaard dat hij niet kan antwoorden vanwege traumatische ervaringen en vrees voor zijn gezondheid en de veiligheid van zijn gezin. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft verzocht om continuering van de gijzeling voor twaalf dagen. De rechtbank heeft de argumenten van de getuige en de officier van justitie afgewogen en geconcludeerd dat het belang van waarheidsvinding in de strafzaken zwaarder weegt dan de vrijheid van de getuige. De rechtbank heeft besloten dat de getuige in gijzeling moet blijven voor een periode van maximaal twaalf dagen, met inachtneming van zijn psychische en lichamelijke gesteldheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16/105179-19 en 16/104291-19
Datum: 24 juni 2020
Beschikkingex artikel 221 lid 2 en 222 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de meervoudige raadkamer, ten aanzien van de getuige:

[getuige] ,

geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in het PPC te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de getuige.

Procedure

De getuige is gedagvaard om op 22 juni 2020 te verschijnen voor de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, teneinde een verklaring af te leggen in de strafzaken met bovengenoemde parketnummers tegen de verdachten:
  • [verdachte 1] , en
  • [verdachte 2] .
Op 22 juni 2020 is de getuige door de rechter-commissaris gehoord als getuige in voornoemde zaken. De rechter-commissaris heeft bevolen dat de getuige in gijzeling wordt gesteld voor de duur van ten hoogste driemaal 24 uur, ingaande op 22 juni 2020 te 18.30 uur. Aan dat bevel is ten grondslag gelegd dat hij zonder wettige grond heeft geweigerd een aan hem gestelde vraag te beantwoorden. De rechter-commissaris heeft hierover op 23 juni 2020, binnen 24 uur, verslag uitgebracht aan de rechtbank ex artikel 221 lid 2 Sv.
De getuige, zijn raadsvrouw mr. S. Önemli, advocaat te Utrecht, en de officier van justitie mr. M.R. van Nes zijn in raadkamer van 24 juni 2020 gehoord.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de gijzeling van de getuige te continueren, voor de duur van twaalf dagen. De raadsvrouw heeft bepleit dat haar cliënt uit de gijzeling dient te worden ontslagen.
De raadkamer heeft aansluitend aan de behandeling in raadkamer, na beraad, de beslissing medegedeeld.

Beoordeling

Als reden van de weigering de door de rechter-commissaris gestelde vraag te beantwoorden, is door de getuigde – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Getuige kan geen antwoord geven op de aan hem gestelde vraag, als gevolg van traumatische ervaringen. De getuige lijdt aan psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA). Indien de getuige antwoord geeft op de gestelde vragen, vreest hij voor zijn eigen gezondheid. Daarbij komt dat de getuige zich zorgen maakt over de veiligheid van zijn gezin, indien hij de vragen zal beantwoorden.
De rechtbank stelt vast dat de getuige de door de rechter-commissaris gestelde vraag niet wil beantwoorden. Dat de getuige bij beantwoording van die vraag moet vrezen voor zijn eigen gezondheid of de veiligheid van zijn gezin, is door de getuige niet voldoende onderbouwd. De getuige heeft geen stukken overgelegd waaruit dit zou blijken. Ook is de rechtbank niet gebleken van andere aanwijzingen en/of aanknopingspunten die dit standpunt van de getuige onderbouwen.
In de voornoemde strafzaken is er sprake van een verdenking van een ernstig strafbaar feit, namelijk moord. Het belang om de getuige te ondervragen door het Openbaar Ministerie en de verdediging met het oog op waarheidsvinding, weegt zwaar. De rechtbank let daarbij mede op het in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op een eerlijk proces van de verdachten in die strafzaken.
Het belang van het onderzoek naar de feiten in de betreffende strafzaken weegt in dit geval zwaarder dan de vrijheid van de getuige. De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat het voor het onderzoek in dit stadium dringend noodzakelijk is dat de getuige in gijzeling zal worden gehouden.
De rechtbank gaat er daarbij wel van uit dat zorg zal worden gedragen voor een passend regime, waarbij rekening wordt gehouden met de psychische en lichamelijke gesteldheid van de getuige.

BESLISSING

De rechtbank:
beveelt dat de voornoemde getuige in gijzeling wordt gehouden, gedurende een periode van maximaal 12 (twaalf) dagen, te rekenen vanaf het moment van gijzeling maandag 22 juni 2020 te 18.30 uur.
Aldus gegeven door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en mr. J.S. de Weijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Carbo, griffier, in raadkamer op 24 juni 2020.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.