24en 01.00 uur.”
Dat een verschuiving gebruikelijk is en verdedigbaar lijkt, is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat ook in dit geval een verschuiving met 2 uur op 2 opeenvolgende avonden aanvaardbaar is. Het oordeel of geluidhinder (on)aanvaardbaar is, is immers afhankelijk van het antwoord op de vraag of het college aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. Een verwijzing naar de Nota luidruchtige evenementen kan deze bestuurlijke afweging niet vervangen. Voor een zorgvuldige besluitvorming had het college dan ook de belangen van Walibi moeten afwegen tegen de geluidhinder die de omgeving, en in het bijzonder het bungalowpark, ondervindt. Deze belangenafweging mist de rechtbank in de omgevingsvergunning. De rechtbank vindt daarom dat het college het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning in strijd met de artikelen 3:4, tweede lid, en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht heeft genomen.
10. Dit gebrek in de omgevingsvergunning is te herstellen. Het college zal daarvoor alsnog de bestuurlijke afweging moeten maken die de besluitvorming nu ontbeert. De rechtbank zal het college daarvoor de gelegenheid geven. Hoe dat verder gaat wordt in overweging 24 uitgelegd. De rechtbank zal nu eerst de andere beroepsgronden beoordelen.
11. De extra festivaldag voor Defqon.1 vindt de rechtbank wél voldoende gemotiveerd door het college. Op grond van de revisievergunning mag al maximaal 12 etmalen per jaar een luidruchtig evenement plaatsvinden, waarvoor hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld (de incidentele bedrijfssituatie). De extra festivaldag wordt in mindering gebracht op deze 12 dagen, zodat nog 6 incidentele dagen (12 minus drie dagen Lowlands en 3 dagen Defqon.1) overblijven. Een extra dag voor Defqon.1 betekent dus dat er een dag minder is voor de jaarlijkse op zichzelf staande evenementen. Het college heeft overwogen dat het houden van een ‘preparty’ voor Defqon.1 bijdraagt tot een gespreide aankomst van de bezoekers, waardoor verkeersopstoppingen worden voorkomen. Ook neemt het aantal bezoekers niet toe en overnacht een groot deel van de bezoekers nabij Walibi. Al met al verwacht het college daarom dat een derde dag voor Defqon.1 minder verkeersbewegingen zal genereren dan een op zichzelf staand evenement van één dag. Over het geluid heeft het college overwogen dat de toegestane geluidbelasting niet of slechts marginaal toeneemt. Alleen de duur van de belasting wijzigt. Tegenover de extra dag voor Defqon.1 staat echter het vervroegen van de eindtijd van de afterparty van 04.00 naar 0.100 uur, waardoor de gevoeliger nachtperiode wordt ontlast. Ook heeft het college de eindtijd van de preparty op 23.00 uur gesteld, wat strenger is dan de normstelling voor een incidentele bedrijfssituatie. Gelet op de mogelijkheden die de revisievergunning reeds biedt, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank de extra festivaldag voor Defqon.1 in redelijkheid op deze wijze kunnen vergunnen.
Wijziging geluidregulatie
12. Eiseres richt zich verder tegen de wijzigingen in de geluidregulatie zoals die in de omgevingsvergunning is opgenomen. Zij voert aan dat de langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus voor beoordelingspunt Z ten onrechte zijn verruimd met 2 tot 3 d(B)A. Uit het rapport van Peutz van 15 januari 2018 blijkt immers dat voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus de verschillen tussen de beoordelingshoogte 1,5 en 5 meter voor de positie Z minder dan 1 dB(A) bedragen.
13. Het college stelt dat de beoordelingshoogte voor de punten Y en Z is aangepast naar 5 meter omdat er op het bungalowpark “De Boschberg” ook huizen met een verdieping staan. De nieuwe geluidniveaus voor deze twee punten zijn berekend volgens de rekenmethode Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking). Het college is van mening dat het deze berekeningen had mogen gebruiken.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het aanpassen van de beoordelingshoogte is een gevolg van de feitelijke vaststelling dat een aantal recreatiewoningen een verdieping heeft. Aan de hand van de Handreiking heeft Peutzvervolgens de geluidgrenswaarden voor de posities Y en Z op een beoordelingshoogte van 5 meter berekend. De waarden zijn bij deze posities 2 tot 3 dB(A) hoger dan bij de lagere beoordelingshoogte, maar blijven voldoen aan de in de Handreiking opgenomen richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee zijn de geluidgrenswaarden voor de posities Y en Z naar het oordeel van de rechtbank toereikend. Het rapport van Peutz dat eiseres noemt, ziet op geluidmetingen die zijn verricht tijdens Halloween Fright Nights 2017. In dit rapport staat dat het geluidverschil tussen de beoordelingshoogte 1,5 en 5 meter minder dan 1 dB(A) bedraagt. Anders dan eiseres wenst, betekent dit echter niet dat het college de verhoging had moeten beperken tot een toename van maximaal 1 dB(A). Zoals gezegd, voldoen de geluidgrenswaarden aan de richtwaarde uit de Handreiking en daarmee zijn de recreatiewoningen voldoende beschermd.
Verruiming geluidruimte in de dagperiode
15. Eiseres voert vervolgens aan dat het college niet het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van de dagperiode voor incidentele bedrijfssituaties had moeten verhogen met 12 dB(A), maar juist de avondnormering naar beneden had moeten bijstellen.
16. Het college stelt zich op het standpunt dat sprake is van een misslag in de revisievergunning. De maximaal toegestane geluidwaarden in de dagperiode zijn daarin lager dan die voor de avondperiode, wat voor Walibi onwenselijk is. Dat is nu rechtgezet.
17. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt met eiseres wel vast dat sprake is van een wijziging die, anders dan het college met de term omissie lijkt te suggereren, een verslechtering inhoudt van de dagwaarden. Ook al was de bedoeling van Walibi of van het college anders, feit blijft dat de in de revisievergunning opgenomen maximaal toegestane geluidbelasting in de dagperiode nu eenmaal lager lag dan met de nu verleende omgevingsvergunning het geval is. Toch betekent dit niet dat de wijziging van de geluidruimte voor de dagperiode moet worden teruggedraaid. De toegestane geluidruimte voor de overige beoordelingspunten A t/m H en X is namelijk al beoordeeld en akkoord bevonden door de ABRvS in haar uitspraak over de revisievergunning. De rechtbank ziet geen aanleiding om voor de toegestane geluidruimte voor de beoordelingspunten Y en Z anders te oordelen, omdat ook bij deze punten wordt voldaan aan de Nota luidruchtige evenementen. Dat betekent dat het college de nieuw berekende waarden voor de dagperiode toereikend heeft kunnen achten ter beperking van geluidhinder. Het terugbrengen van de normstelling voor de avondperiode heeft Walibi niet aangevraagd en er was voor het college dan ook geen aanleiding de revisievergunning op dat punt aan te passen.
18. Eiseres stelt vast dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van het ‘housespectrum’ en zij verzoekt dit te verwerken in voorschriften waar het gaat over het verschil tussen de gehanteerde dB(A)- en dB(C)waarde.
19. Het college stelt dat deze normstelling al opgenomen en gemotiveerd is in de revisievergunning. De nieuwe aanvraag van Walibi vormt geen aanleiding deze normstelling te wijzigen.
20. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat het college op pagina 21 van de revisievergunning is ingegaan op de aanvullende normering in dB(C) voor luidruchtige evenementen en dit heeft vastgelegd in de voorschriften 4.10 en 4.14 van de revisievergunning. Deze voorschriften zijn niet aangepast of vervallen verklaard in de omgevingsvergunning die nu door de rechtbank wordt getoetst. Dat in het rapport van Peutz van 4 oktober 2018 het standaard housespectrum is gehanteerd bij de rekenmodellen en rekenresultaten brengt daarin geen wijziging. Als eiseres had gewild dat het college voor het bepalen van het geluidniveau het housespectrum hanteerde, dan had zij dat moeten aanvoeren tegen de revisievergunning.
Best Beschikbare Technieken (BBT)
21. Tot slot vindt eiseres onvoldoende onderbouwd dat verdergaande BBT-maatregelen niet mogelijk zijn en wil zij dat de BBT-maatregelen die moeten worden getroffen, worden opgenomen in de voorschriften van de omgevingsvergunning.
22. Het college verwijst naar paragraaf 3 van de overwegingen van de considerans van de omgevingsvergunning. In de omgevingsvergunning zelf zijn ook voorschriften opgenomen over BBT-maatregelen. Verder zijn de doelcriteria voor geluid gebaseerd op het akoestisch onderzoek dat is meegezonden met de aanvraag. Daarmee is het nemen van deze BBT-maatregelen geborgd.
23. Deze beroepsgrond slaagt niet. Bij de verlening van een vergunning dient in acht genomen te worden dat ten minste voor de inrichting in aanmerking komende BBT worden toegepast.Voor evenementen zijn geen specifieke BBT-referentiedocumenten (BREFs) van toepassing waarin specifieke eisen aan de geluidemissie worden gesteld. Wel is het uitgangspunt bij elk evenement dat de geluidbelasting op omliggende woningen en andere geluidgevoelige gebouwen zo laag mogelijk is. In het bij de aanvraag behorende akoestisch rapport van Peutz van 4 oktober 2018 wordt een aantal maatregelen genoemd die door Walibi worden getroffen.Dit rapport maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunning en hieraan zijn ook doelvoorschriften gekoppeld. Op deze wijze is het toepassen van de BBT naar het oordeel van de rechtbank voldoende geborgd. Als Walibi in strijd met deze uitgangspunten handelt, handelt zij in strijd met haar vergunning.. Het college heeft daarnaast, anders dan eiseres stelt, ook gemotiveerd waarom het een aantal maatregelen niet aan de omgevingsvergunning heeft gekoppeld. Als eiseres van mening is dat deze maatregelen wél effect zouden hebben of vindt dat er verdergaande technische mogelijkheden zijn, dan had het op haar weg gelegen dat nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van het aspect geluid met de toepassing van de in de aanvraag genoemde maatregelen de beste beschikbare technieken worden toegepast.
Hoe nu verder: herstel van de gebreken
24. De rechtbank heeft onder overweging 9 geoordeeld dat de belangenafweging door het college onvoldoende is en dat het bestreden besluit daardoor een motiveringsgebrek heeft. Om het gebrek te herstellen, moet het college alsnog de belangen van Walibi afwegen tegen de geluidhinder die de omgeving, en in het bijzonder het bungalowpark, ondervindt van de verlengde tijd voor het avondprogramma op vrijdag en zaterdag voor Lowlands. Ook moet het college bezien welke gevolgen de uitkomst van die afweging eventueel heeft voor het bestreden besluit. Afhankelijk van de uitkomst daarvan kan het college een aanvullende motivering geven of, voor zover nodig, een nieuwe beslissing nemen op de aanvraag, waarbij de verleende omgevingsvergunning zo nodig kan worden herroepen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
25. Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres en derde-partij in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, en ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
26. De rechtbank wijst erop dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, beperkt blijft tot de beroepsgronden ten aanzien van de verlengde tijd voor het avondprogramma op vrijdag en zaterdag voor Lowlands, zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat zij het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde acht. Verder is er in het verdere vervolg van deze procedure bij de rechtbank in beginsel geen ruimte meer voor discussie over de andere beroepsgronden, waarover de rechtbank al heeft geoordeeld dat die niet slagen.
27. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.