ECLI:NL:RBMNE:2020:2385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/2759
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor evenementen Lowlands en Defqon.1; niet-ontvankelijkheid beroep van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die aan Walibi is verleend. Deze vergunning verruimt de mogelijkheden voor het organiseren van de evenementen Lowlands en Defqon.1. Eiser, die op een afstand van ruim 6 kilometer van het evenemententerrein woont, heeft beroep ingesteld tegen deze vergunning. De rechtbank oordeelt dat de geluidsgevolgen van de vergunning geen gevolgen van enige betekenis hebben voor eiser. Het feit dat het geluid van de evenementen waarneembaar is, is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft geen objectief en persoonlijk belang aangetoond, ook niet in relatie tot het nabijgelegen Natura 2000-gebied.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand tussen de woning van eiser en de inrichting van Walibi aanzienlijk is, en dat eerdere geluidsmetingen hebben aangetoond dat het geluid van de evenementen op die afstand niet of nauwelijks waarneembaar was. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn woon- en leefsituatie door de evenementen in gevaar komt. De rechtbank concludeert dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2759

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser ] uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten

(hierna: het college), verweerder
(gemachtigde: mr. C.A.I. Eringfeld).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Walibi Holland B.V.(hierna: Walibi), gevestigd in Biddinghuizen,
(gemachtigde: mr. D.H. Nas).

Procesverloop

1. Walibi exploiteert aan de Spijkweg 30 in Biddinghuizen een attractiepark met een
evenemententerrein en een vakantiepark. Op het evenemententerrein worden een aantal keer
per jaar luidruchtige evenementen georganiseerd. De belangrijkste daarvan zijn het jaarlijkse
meerdaagse muziekevenement Lowlands en het jaarlijkse meerdaagse dancefestival
Defqon.1. Deze meerdaagse evenementen zijn gereguleerd in de geldende
omgevingsvergunning van 11 november 2014 (hierna: de revisievergunning).
2. Walibi heeft aan het college een omgevingsvergunning gevraagd voor het wijzigen van
onderdelen van de inrichting. De belangrijkste wijzigingen voor deze beroepszaak zien op
het verruimen van de geluidruimte in een aantal bedrijfssituaties en de uitbreiding van de
mogelijkheden voor Lowlands en Defqon.1. Het college heeft de omgevingsvergunning in
het besluit van 7 juni 2019 verleend.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze omgevingsvergunning. Het college heeft een
verweerschrift ingediend en ook Walibi heeft op het beroepschrift gereageerd.
4. Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 16 april 2020, die als gevolg van
maatregelen rondom de uitbraak van het Coronavirus niet door kon gaan. Met toestemming
van partijen heeft de rechtbank beslist om de zaak zonder zitting af te doen en het onderzoek
gesloten op 14 april 2020.
5. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend en eiser in de gelegenheid gesteld
op het standpunt van het college en Walibi dat zijn beroep niet-ontvankelijk zou moeten
worden verklaard. Eiser heeft hierop gereageerd in zijn e-mailberichten van 25 april 2020 en
1 juni 2020. Walibi heeft nog een reactie van 29 april 2020 ingezonden.
6. Op 4 juni 2020 heeft de rechtbank het onderzoek opnieuw gesloten.

Overwegingen

7. In deze zaak oordeelt de rechtbank dat eiser door de omgevingsvergunning geen gevolgen
ondervindt die van enige betekenis zijn. Dit betekent dat eiser niet als belanghebbende bij de
omgevingsvergunning kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep daarom
niet-ontvankelijk en zal het dus niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank legt dat hierna uit.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Bij besluiten over activiteiten in het omgevingsrecht is het uiteindelijk aan de bestuursrechter om te oordelen over de vraag wie belanghebbende bij een besluit zijn. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit, is in beginsel belanghebbende bij het besluit waarin die activiteit wordt toegestaan. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit dient als correctie op dit uitgangspunt. [1] Bij de beoordeling of er gevolgen van enige betekenis zijn, wordt onder meer gekeken naar de factoren afstand, zicht, planologische uitstraling en milieugevolgen. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
9. De betrokken rechtzoekende hoeft niet actief aan te tonen dat hij belanghebbende bij een besluit is. Als tijdens een procedure echter de vraag aan de orde is of ‘gevolgen van enige betekenis’ ontbreken, kan en mag de bestuursrechter aan betrokkene vragen uit te leggen welke feitelijke gevolgen hij van de activiteit ondervindt of vreest te zullen ondervinden. [2] Dat is hier gebeurd.
10. In zijn reactie stelt eiser dat hij binnenshuis ernstige hinder heeft ondervonden van met name Defqon.1. De basdreunen zijn, afhankelijk van de windrichting, binnenhuis goed te horen op de festivaldagen vanaf ongeveer 10.00 uur tot 23.00 uur. Tijdens de avonduren leiden de basdreunen periodiek tot resonanties van voorwerpen binnenhuis. Volgens eiser lijkt het of de volumeknop van de bas ongeveer 10 minuten van de 60 minuten fors naar boven wordt bijgesteld. Eiser stuurt een aantal bijlagen mee waaruit naar zijn mening kan worden afgeleid dat hij hinder van enige betekenis ondervindt van Defqon.1.
11. Duidelijk is dat het (eiser) gaat om de geluidsgevolgen van de wijzigingen voor de luidruchtige evenementen Lowlands en Defqon.1. Hoewel deze evenementen ook andere gevolgen met zich kunnen brengen en de omgevingsvergunning ook de reguliere bedrijfssituatie van het pretpark wijzigt, is niet aannemelijk dat die gevolgen voor eiser verder strekken en eiser stelt dat ook niet.
12. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser gestelde gevolgen van de uitbreiding niet kunnen worden aangemerkt als gevolgen die voor eiser van enige betekenis zijn. De rechtbank heeft met de ‘meettool’ op ruimtelijkeplannen.nl kunnen vaststellen dat de kortste afstand tussen de inrichting van Walibi en de woning van eiser ruim zes kilometer bedraagt. Ondanks deze grote afstand zullen, afhankelijk van de windrichting, wellicht van tijd tot tijd inderdaad geluiden van de evenementen waarneembaar zijn. Dat geluiden waarneembaar zijn, betekent echter niet dat automatisch sprake is van gevolgen van enige betekenis. Anders dan in de uitspraak van 27 december 2018 van de ABRvS [3] waar eiser naar verwijst, is in dit geval bij of in de woning van eiser geen geluidsmeting uitgevoerd. Uit de metingen gedurende eerdere versies van Lowlands en Defqon.1 blijkt echter dat het geluid van de evenementen op het meetpunt dat het dichtstbij eisers woning ligt, niet of nauwelijks waarneembaar was. Eiser heeft geen geluidsmetingen overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Het is dan ook aannemelijk dat het geluidsniveau bij eisers woning nog lager zal liggen. Dat maakt dat de gevolgen voor de woon- en leefsituatie van eiser dermate gering zijn dat een objectief en persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
13. Eiser heeft er ook op gewezen dat niet is uitgesloten dat als gevolg van de omgevingsvergunning de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied “ De Veluwerandmeren” verslechtert. De beoordeling hiervan zou ertoe kunnen leiden dat moet worden vastgesteld dat voor de vergunde activiteiten ook een toestemming op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) is vereist, waardoor sprake kan zijn van een ‘aanhaakplicht’ bij de omgevingsvergunning. [4] De rechtbank oordeelt echter dat de conclusie over eisers belanghebbendheid bij de omgevingsvergunning ook hier geldt. Gelet op de hiervoor beschreven aard en omvang van de vergunde activiteiten in relatie tot de afstand tot eisers woning en de geluidsgevolgen, kan evenmin worden gezegd dat eiser een objectief en persoonlijk belang heeft bij de vaststelling of voor de vergunde activiteiten een toestemming op grond van de Wnb nodig is.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 26 juni 2020 gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en mr. J.R. van Es-de Vries en mr. R.C. Moed, leden, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737.
2.Zie de uitspraak van de ABRvS van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.
4.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in combinatie met artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en artikel 2.7 van de Wnb.