ECLI:NL:RBMNE:2020:2369

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/2702
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking beroep na nieuw besluit door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst / Toeslagen. Verweerder had op 25 maart 2019 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep ging. Op 16 augustus 2019 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster gegrond werd verklaard. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekster ter hoogte van 1 punt, wat door de rechtbank is vastgesteld op € 525,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen, wat al eerder was toegezegd. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 525,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan in een periode waarin het openbaar uitspreken van uitspraken vanwege coronamaatregelen niet mogelijk was, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer kan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2702

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. D.J. Bonnet),
en

de Belastingdienst / Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft bij het nemen van het nieuwe besluit al gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 25 maart 2019 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 16 augustus heeft verweerder een nieuw besluit genomen en het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft bij brief van 28 augustus 2019 het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft bij het nemen van het nieuwe besluit aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben om de proceskosten van verzoekster ter hoogte van 1 punt te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb) Verweerder heeft bij brief van 16 augustus 2019 al toegezegd dit te zullen doen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan op 16 april 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van O.G.J. Stroek
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.