ECLI:NL:RBMNE:2020:2366

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/3188
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorkeursrecht

Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de gemeenteraad van de gemeente De Bilt. Verzoeker had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na de intrekking van een voorkeursrecht op zijn garagebox. De gemeenteraad had eerder, op 27 september 2018, een besluit genomen waarin dit voorkeursrecht was gelegd. Verzoeker had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Op 19 december 2019 besloot de gemeenteraad het voorkeursrecht op de garageboxen, waaronder die van verzoeker, in te trekken. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om proceskostenvergoeding.

De rechtbank overwoog dat de gemeenteraad op 30 december 2019 had aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, omdat de intrekking van het voorkeursrecht niet het gevolg was van de bezwaar- en beroepsgronden van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het voorkeursrecht voortkwam uit een wijziging van de ruimtelijke uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling, die losstond van de argumenten van verzoeker. Daarom was er volgens de rechtbank geen sprake van tegemoetkomen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat de intrekking van het voorkeursrecht niet het gevolg was van de door verzoeker aangevoerde gronden. De uitspraak werd gedaan door mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van griffier O.G.J. Stroek. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3188

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H. Gerritsen),
en

de gemeenteraad van de gemeente De Bilt, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 30 december 2019 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 27 september 2018 een besluit genomen waarin onder meer een voorkeursrecht op de garagebox van verzoeker is gelegd. Het bezwaar van verzoeker is door verweerder bij besluit van 27 juni 2019 ongegrond verklaard. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 19 december 2019 heeft verweerder besloten tot onder meer het intrekken van het voorkeursrecht dat gevestigd was op zeventien garageboxen nabij het [naam] , waaronder de garagebox van verzoeker. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft op 30 december 2019 gereageerd op het verzoek van verzoeker en aangegeven dat hij geen proceskosten aan verzoeker wil betalen. Volgens verweerder staat de intrekking van het voorkeursrecht compleet los van de bezwaar- en beroepsgronden van verzoeker. Ook was het bestreden besluit van 27 september 2018 volgens verweerder rechtmatig, waardoor van een veroordeling in de proceskosten geen sprake kan zijn.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk, omdat de intrekking van het voorkeursrecht niet het gevolg is van wat er door verzoeker is aangevoerd in bezwaar en beroep. De reden van de intrekking van het voorkeursrecht is namelijk gelegen in de wijziging van de ruimtelijke uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling. Deze wijziging is tot stand gekomen naar aanleiding van een bijeenkomst met de buurt op 4 maart 2019 en staat los van de gronden die verzoeker heeft aangevoerd.
5. Omdat de intrekking van het gevestigde voorkeursrecht niet het gevolg is van hetgeen door verzoeker is aangevoerd, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Om deze reden wijst de rechtbank het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2020 door mr. V.E. van der Does rechter, in aanwezigheid van O.G.J. Stroek, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt de uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.