Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de gemeenteraad van de gemeente De Bilt. Verzoeker had een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten na de intrekking van een voorkeursrecht op zijn garagebox. De gemeenteraad had eerder, op 27 september 2018, een besluit genomen waarin dit voorkeursrecht was gelegd. Verzoeker had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Op 19 december 2019 besloot de gemeenteraad het voorkeursrecht op de garageboxen, waaronder die van verzoeker, in te trekken. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om proceskostenvergoeding.
De rechtbank overwoog dat de gemeenteraad op 30 december 2019 had aangegeven geen proceskosten te willen vergoeden, omdat de intrekking van het voorkeursrecht niet het gevolg was van de bezwaar- en beroepsgronden van verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het voorkeursrecht voortkwam uit een wijziging van de ruimtelijke uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling, die losstond van de argumenten van verzoeker. Daarom was er volgens de rechtbank geen sprake van tegemoetkomen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat de intrekking van het voorkeursrecht niet het gevolg was van de door verzoeker aangevoerde gronden. De uitspraak werd gedaan door mr. V.E. van der Does, in aanwezigheid van griffier O.G.J. Stroek. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.