In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2020 uitspraak gedaan over een ontbindingsverzoek van een werkgever, [verzoekster] B.V., tegen haar werknemer, [verweerder]. De werkgever had eerder een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend vanwege disfunctioneren van de werknemer, maar dit verzoek was afgewezen omdat de werkgever tekort was geschoten in de herplaatsingsverplichting. Na een periode van gesprekken en sollicitaties heeft de werkgever opnieuw een ontbindingsverzoek ingediend, waarbij zij stelde dat zij nu wel aan de herplaatsingsverplichting had voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever voldoende inspanningen heeft geleverd om de werknemer te herplaatsen binnen het concern, maar dat herplaatsing niet mogelijk was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van disfunctioneren. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 september 2020, en de werkgever is veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 7.224,00 aan de werknemer. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.