ECLI:NL:RBMNE:2020:2334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
16-060779-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling in uitgaansgebied Amersfoort met gevangenisstraf en taakstraf

Op 23 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee ernstige mishandelingen in het uitgaansgebied van Amersfoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2020 zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan slachtoffer 1 door hem met kracht in het gezicht te slaan, waardoor slachtoffer 1 met zijn hoofd op de grond viel en een schedelbasisfractuur en subduraal hematoom opliep. Daarnaast heeft de verdachte op 26 januari 2020 slachtoffer 2 meerdere keren in het gezicht geslagen en geschopt, wat resulteerde in oogletsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer 1, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling van beide slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 157 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf zijn voorwaarden verbonden, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor zowel materiële als immateriële schade, waarbij de rechtbank de vorderingen van de slachtoffers gedeeltelijk heeft toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar oordeel meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-060779-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 9 juni 2020. Verdachte was bij de zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte zelf, zijn advocaat mr. J.P.A. van Schaik en de officier van justitie mr. E. ter Braak.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
1.
primair: op 8 maart 2020 in Amersfoort zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] , door hem (met kracht) in zijn gezicht te slaan/stompen, waardoor [slachtoffer 1] met zijn hoofd op de grond is gevallen;
subsidiair: op 8 maart 2020 in Amersfoort heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair: op 8 maart 2020 in Amersfoort [slachtoffer 1] heeft mishandeld, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
2.
primair:op 26 januari 2020 in Amersfoort zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] door hem meerdere keren in zijn gezicht te slaan/stompen en hem tegen zijn hoofd/lichaam te schoppen/trappen.
subsidiair: op 26 januari 2020 in Amersfoort heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair: op 26 januari 2020 in Amersfoort [slachtoffer 2] heeft mishandeld, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 1] (hierna: ‘ [slachtoffer 1] ’) heeft mishandeld, ten gevolge waarvan hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen (
meer subsidiair). [slachtoffer 1] is door de klap die verdachte heeft gegeven achterover gevallen en is in het ziekenhuis beland. Hij heeft nog steeds last van de gevolgen van de klap. Dat maakt dat de officier van justitie vindt dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Zij vindt dat niet bewezen kan worden dat verdachte ook het opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
De officier van justitie vindt dat ook wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
primair). Verdachte heeft [slachtoffer 2] eerst in zijn gezicht geslagen en daarna in zijn gezicht geschopt. Volgens de officier van justitie heeft verdachte door in het gezicht van het slachtoffer te schoppen op zijn minst de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen aanvaard. [slachtoffer 2] heeft ook zwaar lichamelijk letsel aan de mishandeling overgehouden; zijn lens is in zijn oog versplinterd waardoor zijn netvlies is beschadigd. Hij heeft daar nog steeds last van.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte is het voor wat de bewezenverklaring betreft eens met de officier van justitie. Ook de advocaat vindt dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Met de officier van justitie en de advocaat van verdachte vindt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet had om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Bewezenverklaringen
Verdachte heeft toegegeven dat hij de feiten, voor zover bewezenverklaard door de rechtbank, heeft gepleegd. De rechtbank zal de bewijsstukken daarom niet uitschrijven, maar de bewijsstukken alleen opsommen. De rechtbank verwijst dan met voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsstukken te vinden zijn.
Feit 1 [1]
1. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] op 12 maart 2020 [2] ;
2. Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] op 3 mei 2020 [3] ;
3. Een medische verklaring van arts [A] van 26 januari 2020 [4] ;
4. De verklaring van verdachte op de zitting [5] .
Feit 2 [6]
1. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] op 26 januari 2020 [7] ;
2. Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] op 9 april 2020 [8] ;
3. Een geneeskundige verklaring van Spoedeisende Hulp arts [B] van 8 maart 2020 [9] ;
4. De verklaring van verdachte op de zitting [10] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. op 8 maart 2020 te Amersfoort [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht in het gezicht stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] met zijn achterhoofd op de grond is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een
schedelbasisfractuur en een subduraal hematoom, ten gevolge heeft gehad;
2. op 26 januari 2020 te Amersfoort aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 2] meermalen in het
gezicht te stompen en die [slachtoffer 2] tegen het hoofd trappen.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is volgens de rechtbank niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Er is niet gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Er is niet gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
Alhoewel de officier van justitie gelooft dat verdachte oprecht spijt heeft van wat hij heeft gedaan, vraagt zij zich af of hij ook begrijpt dat zijn handelen niet door de beugel kan. Zij vindt het heel ernstig dat verdachte in een korte periode in twee situaties geweld heeft gebruikt tijdens het uitgaan. Ook vindt de officier van justitie het kwalijk dat verdachte de schuld deels bij de slachtoffers legt. De officier van justitie vindt het net als de reclassering belangrijk dat verdachte hulp krijgt, zodat situaties als deze worden voorkomen.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf moeten volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die de reclassering heeft geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie dat naast een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 1] ook een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 2] als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte meent dat verdachte wel degelijk heeft gezegd dat hij zijn eigen gedrag afkeurt. Hij heeft alleen aangegeven dat hij daar vroeger anders in stond. De advocaat vindt dat verdachte niet terug moet naar de gevangenis. Verdachte heeft een eigen zaak en is net vader geworden van een kindje. De advocaat verzoekt de rechtbank om een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen met daarnaast eventueel een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte op een
gevangenisstrafvoor de duur van
200 dagen, waarvan
157 dagen voorwaardelijkmet een proeftijd van twee jaar, en een
taakstrafvoor de duur van
100 uren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf verbindt de rechtbank voorwaarden. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich in een periode van 1,5 maand twee keer schuldig gemaakt aan ernstige mishandelingen.
[slachtoffer 1] heeft aan de mishandeling een schedelbasisfractuur en een subduraal hematoom (een bloeding tussen de hersenvliezen) overgehouden. Bijna twee maanden na de mishandeling had hij nog last van duizeligheid. Daarnaast heeft hij blijvend gehoorverlies opgelopen.
Door de zware mishandeling van [slachtoffer 2] is de lens in zijn oog gebarsten, waardoor zijn netvlies is beschadigd. [slachtoffer 2] heeft daardoor last van flitsen in zijn oog en nog onduidelijk is of dit zal herstellen. Ook is [slachtoffer 2] door het handelen van verdachte angstiger geworden.
Het handelen van verdachte heeft niet alleen materiële schade, maar ook psychische schade veroorzaakt voor de slachtoffers. Verdachte heeft niet nagedacht over deze ernstige gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast ontstaat door feiten als deze in het algemeen een gevoel van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dat geldt des te meer nu de feiten zijn gepleegd in een uitgaansgebied in aanwezigheid van andere mensen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte blijkt dat hij niet eerder bij de strafrechter is geweest. Dit werkt niet in het voordeel of nadeel van verdachte.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft de volgende adviezen van deskundigen bij haar oordeel betrokken:
  • een psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgemaakt door J.M. Oudejans, psycholoog, van 3 juni 2020;
  • een rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door H. Wiebe, van 12 mei 2020.
Het rapport van de psycholoog
Verdachte is onderzocht door J.M. Oudejans, psycholoog. De psycholoog heeft op 3 juni 2020 een rapport opgesteld over verdachte. De conclusie van de psychologie is dat verdachte geen psychische stoornis heeft. Ook zijn er geen aanwijzingen voor middelenproblematiek. Volgens de psycholoog kan het bewezenverklaarde daarom volledig aan verdachte worden toegerekend.
De psycholoog meent dat de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten klein is. Nu verdachte geen psychische stoornis heeft, kan hij volgens de psycholoog leren van hetgeen hij heeft gedaan en lijkt hij dit ook al te hebben gedaan. Er is sprake van schuld- en schaamtegevoelens en hij neemt verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Ook gelet op zijn voornemen zijn levensstijl aan te passen, mede in het licht van het vaderschap, is de kans op herhaling volgens de psycholoog kleiner.
De psycholoog concludeert dat verdachte geen begeleiding of behandeling nodig heeft.
Het rapport van Reclassering Nederland
De reclassering denkt dat een aantal factoren van invloed is geweest op het plegen van de strafbare feiten. Verdachte zou veel stress hebben ervaren, omdat hij veel overuren werkte in zijn eigen zaak. Daarnaast werd verdachte bijna vader van een kindje. Met de moeder van dat kindje, inmiddels zijn ex-vriendin, had verdachte een lastige relatie. De spanning die hij door deze factoren ervaarde is volgens de reclassering vermoedelijk tot uiting gekomen onder invloed van alcohol. Anders dan de psycholoog schat de reclassering het risico op herhaling van vergelijkbare strafbare feiten in als gemiddeld. De reclassering ziet daarom meerwaarde in een forensisch traject om verdachte te begeleiden naar een betere stressregulatie.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een behandelverplichting;
  • een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 1] ;
  • het meewerken aan middelencontrole.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank vindt dat de ernst van de feiten in principe een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur dan dat verdachte in voorarrest heeft gezeten passend is. De rechtbank heeft echter ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte en vindt het belangrijk dat verdachte hulp krijgt, zodat hij niet opnieuw in de fout zal gaan. Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 200 dagen, waarvan 157 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf verbindt de rechtbank de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, met als extra bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 2] . De rechtbank legt daarnaast aan verdachte een taakstraf van 100 uren op.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[slachtoffer 1]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van
€ 482,65 aan materiële schade. Dat bedrag bestaat uit de kosten van het eigen risico (€ 462,20) en de kosten van medicatie (€ 20,45). Daarnaast heeft [slachtoffer 1] in het verzoek aangegeven dat hij immateriële schadevergoeding wil vorderen, maar hij heeft daar nog geen bedrag aan gekoppeld. In een e‑mailbericht van 9 juni 2020 heeft de vader van [slachtoffer 1] aangegeven dat zij zich over een immateriële vergoeding laten adviseren zodat zij een onderbouwde claim kunnen doen en dat hun inzet een vergoeding van € 2.000,- zal zijn.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering voor wat betreft de materiële schadevergoeding geheel toe te wijzen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank ook een immateriële schadevergoeding toe te wijzen en dat bedrag te schatten.
De advocaat van verdachte is het eens met de officier van justitie. Hij refereert zich voor wat betreft de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank. De advocaat heeft aangegeven dat verdachte bereid is de schadevergoeding te voldoen.
De rechtbank wijst het verzoek tot schadevergoeding toe voor zover dat ziet op de materiële schade. De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor wat betreft de immateriële niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Alhoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat [slachtoffer 1] psychische schade heeft geleden, ontbreekt iedere onderbouwing daarvan in het schadevergoedingsverzoek. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] in het verzoek ook geen bedrag aan immateriële schade gevorderd. Zonder gevorderd bedrag en een onderbouwing van de psychische schade kan de rechtbank de vordering niet toewijzen. [slachtoffer 1] kan de vergoeding van de immateriële schade nog wel aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Het toegewezen bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de mishandeling, 8 maart 2020.
Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op aan verdachte. Dat betekent dat de Staat namens [slachtoffer 1] het schadebedrag op verdachte zal verhalen. Verdachte zal het bedrag (inclusief wettelijke rente) dus aan de Staat moeten betalen. Zodra de Staat het bedrag van verdachte heeft ontvangen, keert zij dat gelijk aan [slachtoffer 1] uit. Als verdachte de schadevergoeding niet betaalt kan hij 9 dagen worden gegijzeld. Die gijzeling heft de betalingsverplichting van verdachte niet op.
9.2
[slachtoffer 2]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 1.427,- aan materiële schade. Dat bedrag bestaat uit de kosten van een nieuwe lens die door de mishandeling kapot is gegaan. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] in het verzoek aangegeven dat hij psychische schade heeft geleden en daarvoor een immateriële schadevergoeding wenst te ontvangen. Door het handelen van verdachte is het netvlies van het oog van [slachtoffer 2] beschadigd. Doordat hij zelf geen nieuwe lens kan betalen, heeft hij tot op heden geen nieuwe lens kunnen aanschaffen. Het is nog onduidelijk of dat zal herstellen. Daarnaast is [slachtoffer 2] angstiger geworden door de zware mishandeling. [slachtoffer 2] heeft in het verzoek aangegeven dat hij niet kan inschatten wat een reële schadevergoeding voor de geleden schade is.
De officier van justitie heeft verzocht om de materiële schade toe te wijzen. Zij vindt dat [slachtoffer 2] ook goed heeft onderbouwd dat hij psychische schade heeft geleden. Zij verzoekt de rechtbank de immateriële schade te schatten op € 500,-.
De advocaat van verdachte is het geheel eens met de officier van justitie. De advocaat heeft aangegeven dat verdachte bereid is de schadevergoeding te voldoen.
De rechtbank wijst het verzoek toe tot een bedrag van € 1.927,-. Dat bedrag staat uit de materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. De rechtbank vindt een bedrag van € 500,- passend als vergoeding voor de psychische schade die [slachtoffer 2] heeft geleden.
Het toegewezen bedrag zal worden verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag van de zware mishandeling, 26 januari 2020.
Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op aan verdachte. Dat betekent dat de Staat namens [slachtoffer 2] het schadebedrag op verdachte zal verhalen. Verdachte zal het bedrag (inclusief wettelijke rente) dus aan de Staat moeten betalen. Zodra de Staat het bedrag van verdachte heeft ontvangen, keert zij dat gelijk aan [slachtoffer 2] uit. Als verdachte de schadevergoeding niet betaalt kan hij 29 dagen worden gegijzeld. Die gijzeling heft de betalingsverplichting van verdachte niet op.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een
  • stelt daarbij een
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
o verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres: Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven;
o verdachte laat zich behandelen door forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 1] , geboren op [2000] , en [slachtoffer 2] , geboren op [1978] , zolang het Openbaar Ministerie dat verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
o verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
- geeft Reclassering Nederland de opdracht om toe te zien op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij in het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aan kan brengen;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 482,65 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2020 tot aan de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.927,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en E.J. van Rijssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Amersfoort aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en/of een subdraal hematoom, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen/aan/in het gezicht, althans het
lichaam, te slaan/stompen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] met zijn (achter)hoofd op de grond is gevallen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen/aan/in het gezicht, althans het lichaam, heeft geslagen/gestompt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] met zijn (achter)hoofd op de grond is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Amersfoort [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen/aan/in het gezicht, althans het lichaam, te slaan/stompen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] met zijn (achter)hoofd op de grond is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en/of een subdraal hematoom ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 26 januari 2020 te Amersfoort aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal tegen/aan/in het gezicht, althans het lichaam te slaan/stompen en/of die [slachtoffer 2] tegen/op het hoofd, althans het lichaam te schoppen/trappen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2020 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal tegen/aan/in het gezicht, althans het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of die [slachtoffer 2] tegen/op het hoofd, althans het lichaam heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 26 januari 2020 te Amersfoort, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, tegen/aan/in het gezicht, althans het lichaam te slaan/stompen en/of die [slachtoffer 2] tegen/op het hoofd, althans het lichaam te schoppen/trappen terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten oogletsel, ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020070907 van 9 maart 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 88. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 12 maart 2020, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 71-73.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever van 3 mei 2020 (aanvullend proces-verbaal met nummer PL0900-2020070907-23), opgemaakt door [verbalisant 2] .
4.Een geschrift, te weten: een medische verklaring van Spoedeisende Hulp arts [B] van 8 maart 2020, p. 74-76.
5.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2020.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020027447 van 27 januari 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 48. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Proces-verbaal van aangifte van 26 januari 2020, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 24-26.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever van 9 april 2020 (aanvullend proces-verbaal met nummer PL0900-2020027447-13), opgemaakt door [verbalisant 2] .
9.Een geschrift, te weten: een geneeskundige verklaring van arts [A] van 26 januari 2020, p. 34.
10.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2020.