ECLI:NL:RBMNE:2020:2317
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen kinderrechter in uithuisplaatsingszaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door een verzoekster tegen mr. S.G.M. Buys, de kinderrechter die betrokken was bij de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van haar zoon. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter blijk gaf van vooringenomenheid, omdat zij had voorgesteld de behandeling van de zaak aan te houden tot 24 juni 2020 zonder dat verzoekster of haar advocaat daarover gehoord waren. Verzoekster, die de Nederlandse taal niet machtig is, was van mening dat de afwezigheid van een tolk op de zitting van 2 juni 2020 een schending van haar recht op hoor en wederhoor betekende. De rechter had echter aangegeven dat zij de zaak wilde aanhouden om verzoekster alsnog te kunnen horen, wat volgens de wrakingskamer niet duidde op vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond voor wraking is, tenzij deze zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert. De wrakingskamer kon niet vaststellen dat dit het geval was en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond.