ECLI:NL:RBMNE:2020:2313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
498825 / HA RK 20-61
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2020 een verzoek tot wraking van mr. J.M. van Wegen ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoekster die zich niet rechtvaardig behandeld voelde door de gewraakte rechter in een civiele procedure tegen Stichting Ymere. De verzoekster legde drie gronden aan haar verzoek ten grondslag, waaronder het feit dat de rechter tijdens de zitting van 4 maart 2020 Stichting Ymere de gelegenheid gaf om nadere stukken in te brengen zonder haar de kans te geven hierop te reageren. Daarnaast stelde verzoekster dat de rechter niet geïnteresseerd leek in haar standpunt en dat zij zich belachelijk gemaakt voelde door de rechter.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoekster zorgvuldig beoordeeld. De kamer concludeerde dat de gewraakte rechter niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van een eerlijke rechtsgang. De rechter had de bevoegdheid om te bepalen welke stukken relevant waren en had de partijen gelijke kansen gegeven om hun standpunten naar voren te brengen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. De argumenten van verzoekster werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd om tot een andere conclusie te komen.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het verzoek tot wraking ongegrond is verklaard en dat de procedure tegen Stichting Ymere voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 498825 / HA RK 20-61
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
19 juni 2020
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 4 maart 2020
- het wrakingsverzoek van 9 maart 2020
- de reactie van de rechter van 27 mei 2020 op het wrakingsverzoek
- de spreekaantekeningen voor de zitting van de wrakingskamer van mr. H.M.G. Brunklaus namens belanghebbende Stichting Ymere.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 5 juni 2020 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekster en namens belanghebbende Stichting Ymere mr. Brunklaus verschenen. De gewraakte rechter is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.M. van Wegen als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 8184521 / MC EXPL 19-10357. In deze zaak is een vordering van verzoekster tegen Stichting Ymere in behandeling.
2.2.
Verzoekster heeft de volgende drie punten ten grondslag gelegd aan haar wrakingsverzoek:
1- Tijdens de zitting heeft Stichting Ymere van de rechter nadere stukken mogen overleggen in de vorm van foto’s die op de ochtend van de zitting zouden zijn gemaakt om aan te geven dat er geen sprake was van vervuiling in het appartementencomplex en een document waarmee Stichting Ymere probeerde aan te tonen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor het schoonmaken/onderhouden van het sedumdak. De rechter gaf enkele minuten aandacht aan de inhoud van die stukken zonder aan verzoekster te vragen of zij bezwaar maakte tegen het inbrengen van die stukken of verzoekster de gelegenheid te geven op de stukken te reageren.
2- De rechter heeft tijdens de zitting voornamelijk het woord aan Stichting Ymere gegeven en leek niet geïnteresseerd in het verhaal van verzoekster. Verzoekster heeft een e-mail overgelegd met daarin de naam van een landelijk gewaardeerd geluidsdeskundige met zeer grote ervaring. Stichting Ymere kwalificeerde deze geluidsdeskundige als ‘onbetrouwbaar’. De rechter knikte daarbij instemmend, waarna het advies van die deskundige gelijk van tafel werd geveegd. De rechter heeft instemmend zitten luisteren naar de niet onderbouwde en tevens niet bewezen beweringen van Stichting Ymere en schonk geen aandacht aan het standpunt van verzoekster in deze.
3- Verzoekster wilde ter zitting een voicemailbericht laten horen, waarin Stichting Ymere de situatie bevestigt omtrent de vervuiling in het appartementencomplex. De rechter was niet geïnteresseerd in dat bericht en zij volgde bij het geven van haar oordeel Stichting Ymere blindelings dat er geen sprake was van de door verzoekster gestelde vervuiling. De rechter wees op een foto met enkel een vuilniszak alsof verzoekster stevig had overdreven. Verzoekster voelde zich door de rechter belachelijk gemaakt.
Verzoekster voelt zich als gevolg van het voornoemde door de rechter niet rechtvaardig behandeld en heeft geen enkel vertrouwen in een onpartijdige behandeling van de zaak zolang de rechter bij de zaak is betrokken.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie verwijst zij naar het proces-verbaal van de zitting en stelt zij zich op het volgende standpunt:
1- Van het in het geding brengen van foto’s en een document tijdens de zitting is geen sprake geweest. De rechter verwijst naar pagina 8 van het proces-verbaal waar zij zegt dat zij geen behoefte heeft aan het tonen van foto’s die die ochtend zijn gemaakt. Deze foto’s zijn dan ook niet in het geding gebracht. Evenmin is een document in het geding gebracht dat ziet op de verantwoordelijkheid van het schoonhouden van het sedumdak. Dat aan de inhoud van die stukken aandacht is besteed, Stichting Ymere een toelichting mocht geven en verzoekster niet heeft mogen reageren is reeds daarom niet het geval geweest.
2- Er is geenszins sprake geweest van een eenzijdige behandeling van de zaak. Zoals ook blijkt uit het proces-verbaal heeft de rechter partijen tijdens de comparitie gelijkwaardige gelegenheid gegeven om hun standpunten naar voren te brengen.
3- Ook over de vervuiling in het appartementencomplex hebben partijen in gelijke mate de gelegenheid gekregen om hun standpunten toe te lichten. Verzoekster ziet eraan voorbij dat het op haar weg ligt om de gestelde vervuiling te onderbouwen en daarvan was naar de mening van de rechter onvoldoende sprake. Om die reden heeft de rechter aan het eind van de zitting op dit onderdeel een (voorlopig) oordeel gegeven, welk oordeel in het proces-verbaal is opgenomen. Dat dit voor verzoekster een teleurstellende uitkomst is, betekent niet dat er op dit onderdeel geen recht gedaan is aan de zaak.
De rechter is aldus van mening dat van enige vooringenomenheid, (schijn van) partijdigheid of belangenverstrengeling geen sprake is.
2.4.
Mr. Brunklaus heeft zich ter zitting van de wrakingskamer - samengevat - op het standpunt gesteld dat de rechter zeer kundig is en er geen sprake is van vooringenomenheid of partijdigheid bij de rechter en er aldus geen grond is voor toewijzing van het wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Uit het wrakingsverzoek en de ter zitting gegeven toelichting door verzoekster leidt de wrakingskamer af dat het wrakingsverzoek is gericht op wat zich ter zitting van
4 maart 2020 heeft voorgedaan. Verzoekster heeft naast de in haar wrakingsverzoek (onder 2.2.) genoemde gronden tijdens de zitting van de wrakingskamer nog een aantal andere punten genoemd. Zij heeft gezegd dat de rechter tijdens de zitting suggestieve vragen aan haar stelde waarin een vooroordeel besloten ligt, dat de rechter zei dat verzoekster zelf de kosten van een duurdere geluidsmeting zou moeten betalen waardoor zij zich gedwongen voelde een schikking met Stichting Ymere aan te gaan en dat haar advocaat niets mocht zeggen. De wrakingskamer kan deze nieuwe gronden niet in haar beoordeling betrekken. De wet schrijft namelijk in artikel 37 lid 3 Rv voor dat alle wrakingsgronden tegelijk moeten worden voorgedragen. Het doel van dit voorschrift is dat onnodige vertraging wordt voorkomen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het wrakingsverzoek aan verzoekster bekend zijn geworden. Maar de door verzoekster ter zitting van de wrakingskamer aangevoerde nadere gronden waren haar al vóór indiending van het wrakingsverzoek bekend. Nu deze later aangevoerde gronden niet al in het schriftelijke wrakingsverzoek zijn genoemd, zijn ze te laat ingediend.
3.4.
De wrakingskamer oordeelt verder als volgt. Het proces-verbaal van de zitting van
4 maart 2020 vormt voor de wrakingskamer in beginsel de kenbron van al hetgeen op een zitting voorvalt. Verzoekster geeft onder 1 aan dat de rechter heeft toegestaan dat Stichting Ymere foto’s en een document in het geding bracht en zij daartegen geen bezwaar mocht maken of mocht reageren. De wrakingskamer leest hierover in het proces-verbaal:
“Brunklaus:
Ik kreeg een schrijven aan alle huurders van december 2016. Daarin staat dat het sedumdak kijkgroen is en op dit dak niks gegooid of gelegd mag worden. [A] is gisteren in het appartementencomplex geweest. [B] is vanochtend in het appartementencomplex geweest. Vanochtend zijn er foto’s gemaakt van de situatie in het appartementencomplex. Wilt u deze foto’s zien?
Rechter:
Nee geen behoefte aan.”
De wrakingskamer maakt hieruit op dat de foto’s niet in het geding zijn gebracht. In het proces-verbaal staat niets over overleggen van een document . Dus dit proces-verbaal bevestigt wat de rechter in haar reactie geschreven heeft. Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster niet gezegd dat de wijze van verslaglegging in het proces-verbaal op dit punt niet juist of onvolledig zou zijn. Het voorgaande betekent dat er geen aanwijzing is voor vooringenomenheid bij de rechter jegens verzoekster.
3.5.
Verzoekster geeft onder 2 aan dat de rechter ter zitting voornamelijk het woord gaf aan Stichting Ymere en dat de rechter niet geïnteresseerd leek te zijn in hetgeen verzoekster wilde zeggen. De wrakingskamer maakt uit het proces-verbaal niet op dat Stichting Ymere alleen aan het woord is geweest en dat aan verzoekster en haar advocaat op enige wijze tekort is gedaan. Zowel verzoekster als haar advocaat hebben meermaals het woord gekregen. Het proces-verbaal geeft aldus geen blijk van de door verzoekster geschetste gang van zaken. Uit het feit dat de rechter op momenten dat Stichting Ymere aan het woord was (instemmend) heeft geknikt, kan niet de conclusie worden getrokken dat de rechter het met Stichting Ymere eens was. Knikken is onderdeel van de non-verbale communicatie van een rechter. Door te knikken geeft een rechter aan dat hij/zij goed luistert naar wat partijen naar voren brengen. Dat de rechter door slechts te knikken blijk geeft vooringenomen te zijn, is dus op zichzelf genomen niet juist.
3.6.
Verzoekster geeft onder 3 aan dat de rechter niet geïnteresseerd was in haar verhaal over de vervuiling in het appartementencomplex en bij haar oordeel blindelings het standpunt van Stichting Ymere volgde. De wrakingskamer leest in het proces-verbaal dat de rechter een (inhoudelijk) oordeel heeft gegeven over het geschilpunt tussen partijen wat betreft de vervuiling in het appartementencomplex. De rechter mag een dergelijk (voorlopig) oordeel ter zitting geven. In beginsel levert dit geen grond voor wraking op. Dat de rechter op enig moment in de behandeling tot dat oordeel komt, betekent niet dat zij vooringenomen is. Het is immers de taak van de rechter om op grond van alle in het geding gebrachte stukken tot een beslissing te komen. Dat dat oordeel een negatieve uitspraak voor verzoekster oplevert en zij het daar niet mee eens is, kan geen grond opleveren voor de vrees van vooringenomenheid.
3.7.
Verzoekster heeft aldus geen feiten of omstandigheden gesteld die zouden moeten leiden tot de conclusie dat er gronden zijn voor het aannemen van objectiveerbare partijdigheid of een objectiveerbare schijn van partijdigheid bij de rechter. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking daarom ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de betrokken teamvoorzitter en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 8184521 / MC EXPL 19-10357 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2020.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.