Op 10 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel. De officier van justitie had op 9 juni 2020 een verzoek ingediend om de op 8 juni 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten, in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. A.R. Jaarsma, en twee psychiaters telefonisch werden gehoord. De rechtbank bevond zich in het gerechtsgebouw, terwijl de andere betrokkenen zich in dezelfde ruimte bevonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis en een duidelijke doodswens heeft geuit. De psychiater in opleiding pleitte voor voortzetting van de crisismaatregel, gezien de ernst van de situatie en de noodzaak om de betrokkene te beschermen. De rechtbank oordeelde dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het dreigende nadeel af te wenden, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn.
De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 1 juli 2020, en bepaalde dat de betrokkene onderworpen zou worden aan verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door de rechter en is later schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.