ECLI:NL:RBMNE:2020:2281

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
16/014126-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne en XTC-pillen

Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 16 januari 2020 te Hilversum opzettelijk 38,96 gram cocaïne en 6 XTC-pillen aanwezig heeft gehad. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 14 juni 2019 tot en met 16 januari 2020 in verschillende plaatsen, waaronder Hilversum en Muiden, heeft gehandeld in cocaïne en XTC-pillen. Tijdens de terechtzitting op 5 juni 2020 heeft de verdachte de feiten bekend, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen zijn meegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten en dat de verdachte strafbaar is.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 28 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De verdediging heeft gepleit voor een lagere straf, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn aanstaande vaderschap. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden passend is. Tevens zijn er verbeurdverklaringen uitgesproken voor in beslag genomen goederen, waaronder geldbedragen en een auto, die zijn gebruikt voor de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/014126-20 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2020

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein,

hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
1: op 16 januari 2020 te Hilversum opzettelijk 38,96 gram cocaïne en 6 XTC-pillen aanwezig heeft gehad;
2: in de periode van 14 juni 2019 tot en met 16 januari 2020 te Hilversum en/of Muiden en/of Laren en/of Bussum en/of Huizen en/of Utrecht heeft gehandeld in cocaïne en XTC-pillen (MDMA).

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1 en 2.

Het oordeel van de rechtbank

De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [1]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 juni 2020; [2]
- een proces-verbaal van bevindingen (waarin verbalisanten hebben gerelateerd omtrent hetgeen zij op 16 januari 2020 hebben waargenomen en aangetroffen); [3]
- een ‘Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen Indicatieve test en aansluitend NFiDENT’ [4] , waarbij de rapporten van het NFI [5] als bijlagen zijn opgenomen;
- een proces-verbaal van bevindingen (met betrekking tot een onderzoek naar de inhoud van een Apple iPhone en een weergave van daarin aangetroffen chatgesprekken); [6]
- een proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige] . [7]

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 16 januari 2020 te Hilversum telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 38,96 gram cocaïne en 6 XTC-pillen bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op tijdstippen in de periode van 14 juni 2019 tot en met 16 januari 2020 te Hilversum en Muiden en Laren en Bussum en Huizen en Utrecht, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, meerdere gebruikershoeveelheden cocaïne en XTC-pillen (bevattende MDMA), zijnde cocaïne en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het hebben van een dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en het geven van inzage in zijn financiën.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de officier van justitie, mede gelet op de oriëntatiepunten zoals die zijn vastgesteld door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), te fors is. Deze oriëntatiepunten nemen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes tot acht maanden als uitgangspunt. Verdachte heeft gezegd aan zichzelf te willen werken en wenst met de reclassering aan de slag te gaan aan de hand van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hij wordt over enkele weken vader. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede een fors voorwaardelijk strafdeel en eventueel nog daarnaast een taakstraf.

Het oordeel van de rechtbank

Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft ongeveer zeven maanden gehandeld in harddrugs, te weten in cocaïne en XTC (MDMA). Hij vervoerde de drugs naar de met zijn afnemers afgesproken plekken, alwaar de drugstransacties vervolgens steeds plaatsvonden. Ten tijde van zijn aanhouding had verdachte handelshoeveelheden cocaïne en XTC-pillen in zijn auto voorhanden.
Het gebruik van drugs is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers daarvan. De handel in drugs vormt bovendien een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Verdachte heeft zich in zijn gedragingen enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin ten koste van het belang van de volksgezondheid. Hij heeft daarmee bovendien een bijdrage geleverd aan de instandhouding van die keten van criminele activiteiten.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte van 19 maart 2020, waaruit is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten in december 2018 voor het voorhanden hebben van harddrugs (meermalen gepleegd) tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 mei 2020. Hierin is onder meer het volgende geconcludeerd en geadviseerd. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. Ten tijde van het opmaken van het reclasseringsadvies deed verdachte nog een beroep op zijn zwijgerecht, waardoor de reclassering geen goede inschatting kon maken van de criminogene factoren die mogelijk van invloed zijn geweest op het plegen van onderhavige delicten. Wel blijkt uit zijn gedrag in de afgelopen periode dat er sprake is van een pro-criminele houding. Met een verplicht reclasseringscontact komt er mogelijk meer zicht op de persoonlijke situatie van verdachte. Hierbij vindt de reclassering nodig dat hij beschikt over een zinvolle dagbesteding, dat hij een legale bron van inkomsten heeft en tevens inzage geeft in zijn financiële situatie en de reclassering heeft bijzondere voorwaarden geadviseerd die daarop betrekking hebben.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, ligt de oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf in de rede. De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor, kort gezegd, de handel in harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende zes tot twaalf maanden uit van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. De rechtbank neemt die strafmodaliteit tot uitgangspunt. De rechtbank weegt vervolgens in het nadeel van verdachte mee dat sprake is van recidive. Verdachte is reeds een maand nadat hij in vrijheid is gesteld – na een gevangenisstraf van negen maanden, nota bene voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid harddrugs – weer begonnen (in de betekenis van: doorgaan) met het plegen van soortgelijke feiten. Het ondergaan van die forse gevangenisstraf heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden om zich zo snel weer in te laten met dergelijke ernstige strafbare feiten.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke zin op te leggen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is passend en geboden en strekt bovendien als duidelijk signaal naar anderen. Voor iedereen moet ondubbelzinnig duidelijk zijn dat op het handelen in verdovende middelen met flinke straffen wordt gereageerd, zeker wanneer sprake is van recidive voor soortgelijke feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden passend en geboden. In het licht van wat omtrent de persoon van verdachte naar voren is gebracht, heeft te gelden dat aan de door de reclassering benoemde aandachtsgebieden in het kader van verdachtes eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling te zijner tijd aandacht kan worden besteed.

BESLAG

De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting een beslaglijst overgelegd en gevorderd dat de daarop vermelde goederen worden onttrokken aan het verkeer.

Verbeurdverklaring

De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag ad € 265,-;
- een geldbedrag ad € 1.100,-;
- een personenauto, merk/type Peugeot 308 (kenteken: [kenteken] );
- een Apple iPhone (met imei-nummer [imei-nummer] ),
verbeurd verklaren.
Voornoemde geldbedragen zijn geheel of grotendeels uit de baten van het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit verkregen.
Met behulp van de personenauto is het onder 1 en 2 bewezenverklaarde begaan. Immers, de drugs zaten verstopt in de deur van de auto. Door het paneel van de bediening van de elektrische ramen los te halen, was te zien dat de ruimte eronder als verstopplek was gebruikt, zo hebben verbalisanten gerelateerd. Bovendien is er drugs met deze auto vervoerd. Degene aan wie deze auto toebehoort was bekend met het gebruik of de bestemming in verband daarmee, dan wel had diegene dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs kunnen vermoeden.
Voorts is met behulp van voornoemde telefoon het onder 2 bewezenverklaarde feit begaan.

Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 99 ponypacks (cocaïne);
  • 6 pillen (XTC),
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.

Teruggave aan verdachte

De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 3 computers / laptops (2 laptops van het merk HP, 1 laptop van het merk Acer);
- 2 telefoons (2 smartphones van het merk Apple iPhone, aangetroffen bij verdachte);
- 3 telefoons (allen van het merk Apple, aangetroffen in de woning van verdachte);
- telefoon (van het merk Samsung);
- Simkaart.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een geldbedrag ad € 265,-;
  • een geldbedrag ad € 1.100,-;
  • een personenauto, merk/type Peugeot 308 (kenteken: [kenteken] );
  • een Apple iPhone (met imei-nummer [imei-nummer] );
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 99 ponypacks (cocaïne);
  • 6 pillen (XTC);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 3 computers / laptops (2 laptops van het merk HP, 1 laptop van het merk Acer);
  • 2 telefoons (2 smartphones van het merk Apple iPhone, aangetroffen bij verdachte);
  • 3 telefoons (allen van het merk Apple, aangetroffen in de woning van verdachte);
  • telefoon (van het merk Samsung);
  • Simkaart.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2020.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 16 januari 2020 te Hilversum, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 38,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 6 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij, op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 14 juni 2019 tot en met 16 januari 2020 te Hilversum en/of Muiden en/of Laren en/of Bussum en/of Huizen en/of Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 januari 2020, genummerd PL0900-2020016873, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 131. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juni 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
3.Pagina’s 8 en 9.
4.Pagina’s 57 en 58.
5.Pagina’s 59 en 60.
6.Pagina’s 91 tot en met 100.
7.Pagina’s 42 en 43.