ECLI:NL:RBMNE:2020:2249

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
16-004422-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne met bijzondere voorwaarden voor reclassering en schuldhulpverlening

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 4 januari 2020 een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, tussen de 4 en 5 kilogram, heeft vervoerd van Abcoude naar Nieuwegein. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en medewerking aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich enkel heeft laten leiden door financieel gewin en dat de verspreiding van harddrugs leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en heeft tijdens zijn voorarrest verschillende cursussen gevolgd. De rechtbank hoopt dat de verdachte zijn positieve ontwikkeling na detentie voortzet. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-004422-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en mr. R.J. Mesland, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 januari 2020 te Nieuwegein en Abcoude opzettelijk 4980 gram cocaïne heeft vervoerd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen (aldus artikel 359, derde lid Wetboek van Strafvordering):
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 juni 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 7 januari 2020, genummerd PL0900-2020005043-20, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 125 tot en met 128;
- geschriften, te weten rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut van 6 januari 2020, ongenummerd, inhoudende de resultaten van het onderzoek aan de inbeslaggenomen goederen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Op meer tijdstippen op 4 januari 2020 te Nieuwegein en Abcoude (telkens) opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en medewerking aan schuldhulpverlening.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de eis van de officier van justitie redelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne (tussen de 4 en 5 kilogram). Het is algemeen bekend dat cocaïne (en heroïne) schadelijk zijn voor de gezondheid en bovendien verslavend zijn. De verspreiding van en handel in harddrugs, temeer wanneer het om aanzienlijke hoeveelheden gaat, gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Deze vormen van criminaliteit brengen gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Daarnaast dient, gelet op de aard en de ernst van het feit van een op te leggen gevangenisstraf een voor anderen afschrikwekkend effect uit te gaan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 4 maart 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 7 april 2020 met betrekking tot verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten zoals deze door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn opgesteld, en stelt vast dat het vervoeren van een zo omvangrijke hoeveelheid cocaïne een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Uit de stukken die de raadsman heeft overgelegd en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat verdachte zijn tijd in voorarrest niet onbenut heeft gelaten; hij heeft verscheidene cursussen gevolgd en zet zich volledig in voor zijn werk in de penitentiaire inrichting. De rechtbank hoopt dat de verdachte deze positieve weg die hij met enthousiasme heeft ingeslagen ook na zijn detentie blijft volgen en dat hij zich niet laat verleiden om nieuwe strafbare feiten te plegen wanneer hij financiële problemen heeft. Om die reden zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd als extra stok achter de deur, met daarbij bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht en medewerking aan schuldhulpverlening zoals geadviseerd door de reclassering in haar advies van 7 april 2020. Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 7 (zeven) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie werkdagen na ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Oostvest 60, 2011 AK te Haarlem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalings-regelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 4 januari 2020 te
Nieuwegein en/of Abcoude, in elk geval in Nederland, (telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk
geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4980 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )