ECLI:NL:RBMNE:2020:2225

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 673
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opheffen van de plaatsing op de wachtlijst voor een parkeervergunning door de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser had beroep ingesteld tegen de opheffing van zijn plaatsing op de wachtlijst voor een parkeervergunning. De rechtbank oordeelde dat de opheffing terecht was, omdat de eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een parkeervergunning. De eiser had zijn auto verkocht en beschikte niet meer over een kenteken, wat in strijd was met de regels van de Parkeerplaatsenverordening 2014 en de Beleidsregels uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen 2019 van de gemeente Utrecht. De rechtbank benadrukte dat de regels vereisen dat aanvragers aan alle voorwaarden moeten voldoen, en dat de uitzondering voor wachtlijsten langer dan zes maanden niet van toepassing was op het moment dat de eiser bovenaan de wachtlijst stond. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen recht had op behoud van zijn plek op de wachtlijst zonder een kenteken, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/673

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Hillenaar).

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers plaatsing op de wachtlijst voor een parkeervergunning opgeheven.
Bij besluit van 31 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vanwege de coronamaatregelen met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan partijen toestemming gevraagd om uitspraak te doen zonder een zitting. Beide partijen hebben toestemming verleend. De rechtbank heeft het onderzoek op 21 april 2020 gesloten.

Overwegingen

Het gaat in deze beroepsprocedure om de vraag of verweerder eisers plaatsing op de wachtlijst terecht heeft beëindigd.
De regels die van toepassing zijn, zijn de Parkeerplaatsenverordening 2014 (de Verordening) en de Beleidsregels uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen 2019 gemeente Utrecht (de Beleidsregels). In een bijlage bij deze uitspraak heeft de rechtbank de voor dit beroep relevante artikelen opgenomen. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Eiser heeft een aanvraag voor een parkeervergunning gedaan op 13 augustus 2018 en daarbij het kenteken van zijn auto doorgegeven. Omdat hij op 21 augustus 2019 bovenaan de wachtlijst stond, heeft verweerder gecontroleerd of hij aan de voorwaarden voor een parkeervergunning voldeed. Verweerder heeft toen vastgesteld dat eiser niet meer in het bezit was van de auto met het kenteken dat hij heeft opgegeven bij zijn aanvraag. Eiser is vervolgens in de gelegenheid gesteld om een nieuw kenteken aan verweerder door te geven, om zo aanspraak te kunnen maken op de gevraagde parkeervergunning. Eiser heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt, omdat hij geen auto meer heeft. Verweerder heeft de plaatsing op de wachtlijst daarna opgeheven, want eiser voldeed niet meer aan de voorwaarden vergunningverlening.
Eiser vindt dit niet terecht. In de eerste plaats voert hij aan dat wat verweerder doet, in strijd is met de regels. Omdat de wachtlijst langer is dan zes maanden, is het hebben van een kenteken niet verplicht.
In de tweede plaats voert hij aan dat hij zijn auto na zijn verhuizing naar de binnenstad van Utrecht heeft moeten verkopen, omdat het voor hem te duur was om zonder parkeervergunning in de binnenstad (of in de ring daaromheen) te parkeren. Eiser maakt sindsdien gebruik van carpooling en autodeling, wat goed past in het beleid van de gemeente om de binnenstad zoveel mogelijk autovrij te houden. Eiser heeft weliswaar nu zijn parkeervergunning nog niet nodig, maar wil zijn plek bovenaan de wachtlijst niet opgeven, omdat hij al op leeftijd is en zijn situatie kan veranderen. Als hij alsnog een auto zou kopen, wil hij gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om op korte termijn een parkeervergunning te verkrijgen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in dit geval artikel 6, tweede lid, aanhef en onder d, in samenhang met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening heeft toegepast. Daarin is bepaald dat de plaatsing op de wachtlijst wordt opgeheven als zich een relevante wijziging voor het verlenen van de vergunning heeft voorgedaan. Die relevante wijziging is hier dat eiser, anders dan op het moment dat hij op de wachtlijst werd geplaatst, geen auto en dus geen kenteken meer heeft. Het gaat hier om een dwingendrechtelijke bepaling. Dat wil zeggen dat, als de relevante wijziging zich voordoet, verweerder tot opheffing van de plaatsing op de wachtlijst
moetovergaan.
Eiser heeft erop gewezen dat dat in dit geval toch niet zou moeten. Als de wachtlijst langer is dan zes maanden, mag iemand ook op deze wachtlijst staan zonder dat hij over een kenteken beschikt. Het gaat hier om een lange wachtlijst en eiser wil dus met het oog op de toekomst zonder kenteken bovenaan die die wachtlijst blijven staan.
Uit de Verordening en het Beleid volgt dat de hoofdregel is dat iemand die een parkeervergunning wil, vóór plaatsing op de wachtlijst, al aan alle voorwaarden voor vergunningverlening moet voldoen. Dit staat in artikel 6 van de Verordening. In dat artikel is ook bepaald dat wanneer niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan, de plaatsing op de wachtlijst wordt opgeheven.
In artikel 5, achtste lid, van het Beleid is een uitzondering op die hoofregel geregeld. Als de wachtlijst namelijk langer is dan zes maanden, hoeft de aanvrager geen kenteken door te geven om toch op de wachtlijst te komen. Echter, in dat artikel staat ook dat de aanvrager, voordat hij bovenaan de wachtlijst staat, alsnog een kenteken moet doorgeven en dat als hij dat niet doet de aanvraag wordt geweigerd.
Samenvattend: normaal gesproken moet een aanvrager zowel op moment van zijn aanvraag, als op het moment dat hij bovenaan de wachtlijst staat aan alle voorwaarden voldoen. Als de wachtlijst langer is dan zes maanden, dan hoeft een aanvrager alleen op het moment dat hij bovenaan de wachtlijst staat aan alle voorwaarden te voldoen.
In dit geval is ook van deze uitzondering gebruik gemaakt, want eiser heeft een jaar op de wachtlijst gestaan zonder dat hij in die gehele periode over een auto (en dus over een kenteken) beschikte. De vraag die nu voorligt is of deze bepaling nu maakt dat op het moment dat eiser in aanmerking kwam voor de parkeervergunning, de uitzondering kon blijven voortduren. De rechtbank vindt van niet. Artikel 5, achtste lid, van het Beleid noemt namelijk al een expliciet eindmoment waarop de uitzondering stopt, te weten het moment waarop de aanvrager boven aan de wachtlijst staat. Op dat moment moet hij alsnog een kenteken doorgeven en dus voldoen aan de eisen die de Verordening stelt. Eiser is de mogelijkheid ook geboden om alsnog een kenteken door te geven. Toen hij daarvan geen gebruik maakte, is de plaatsing op de wachtlijst ingevolge artikel 6, tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening naar het oordeel van de rechtbank terecht opgeheven.
Wat eiser wil, namelijk zonder een kenteken zijn plek bovenaan de wachtlijst behouden, kan op grond van de regelgeving niet. Daarom slaagt zijn beroepsgrond niet.
De rechtbank vindt ook niet dat eiser op deze manier - zoals hij zelf zegt - gestraft zou worden, omdat hij meewerkt aan het beleid van de gemeente Utrecht om de binnenstad autovrij te houden. Eiser bepleit in wezen een systeem waarbij een aanvrager (of in elk geval eiser zelf) na het doorlopen van de wachtlijst bovenaan komt te staan en
blijftstaan totdat hij werkelijk van de vergunning gebruik wil maken, vergelijkbaar met het stelsel van woonruimteverdeling, zoals bijvoorbeeld Woningnet. Eiser vindt dit kennelijk een beter systeem dan verweerders huidige stelsel.
De kern van verweerders regelgeving en beleid is dat parkeervergunningen alleen worden verstrekt aan belanghebbenden met een auto en dat de top van de wachtlijst niet mag vollopen met aanvragers die (nog) geen gebruik willen maken van een parkeervergunning. Dat verweerder de genoemde uitzondering op de hoofdregel laat eindigen wanneer iemand bovenaan de wachtlijst staat, vindt de rechtbank niet onredelijk.
Of het door eiser geschetste beleid ‘beter’ is dan dat van verweerder is overigens niet een vraag die de rechtbank kan beantwoorden. De rechtbank toetst alleen of het door een bestuursorgaan gehanteerde beleid redelijk is en of aanleiding bestaat om daarvan af te wijken. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden waarom verweerder van zijn beleid had moeten afwijken in het voordeel van eiser. Het wordt eiser bovendien niet onmogelijk gemaakt om opnieuw op de wachtlijst te worden geplaatst, zij het niet bovenaan. In het bestreden besluit heeft verweerder de mogelijkheid genoemd dat eiser zich opnieuw op de wachtlijst kan laten plaatsen. Omdat die wachtlijst nog steeds langer is dan zes maanden, kan dit zonder dat hij een kenteken opgeeft. Dit betekent dat eiser dus wel weer onder aan die wachtlijst begint en opnieuw tijd moet opbouwen. Als hij aan de beurt is voor vergunningverlening, zal hij conform het beleid een kenteken moeten doorgeven. Op deze manier kan eiser opnieuw in de toekomst in aanmerking komen voor een parkeervergunning.
9. Het beroep van eiser is gelet op wat hiervoor is overwogen ongegrond. Omdat eiser geen gelijk krijgt, bestaat er geen aanleiding om proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 juni 2020 door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Parkeerplaatsenverordening 2014
Artikel 6 Wachtlijst
1. Indien een aanvrager voldoet aan alle vereisten voor een parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, maar in het (deel)rayon zijn zoveel parkeervergunningen verleend dat op grond van de nadere beleidsregels als bedoeld in artikel 3, derde lid het plafond van het uitgiftequotum is bereikt, wordt de aanvrager voor onbepaalde tijd op een wachtlijst geplaatst mits er een wachtlijst is voor het rayon. De aanvrager zal van dit besluit schriftelijk in kennis worden gesteld.
2. De plaatsing op de wachtlijst wordt door schriftelijke kennisgeving aan de aanvrager opgeheven:
[…]
d. wanneer zich een situatie voordoet als omschreven in artikel 8, eerste lid;
[…].
Artikel 8 Intrekken, beëindigen of wijzigen van een vergunning
1. Burgemeester en wethouders kunnen een parkeervergunning intrekken, beëindigen of wijzigen:
c. wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden, die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;
[…].
Beleidsregels uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen 2019 gemeente Utrecht
Artikel 5 Wachtlijst
1. Er zijn per deelrayon wachtlijsten voor:
a. parkeervergunningen bewoner;
[…]
2. Een aanvraag wordt op de wachtlijst geplaatst als de aanvraag voldoet aan de vereisten per doelgroep als gesteld in artikel 9, 10, 16 en 23 en het uitgiftequotum is bereikt.
3. Bij plaatsing op de wachtlijst is de datum waarop de aanvraag voldoet aan de vereisten als gesteld in artikel 9, 10, 16, en 23 bepalend voor de positie op de wachtlijst.
4. Bij uitgifte van parkeervergunningen bewoner hebben aanvragen op de wachtlijst voor een eerste vergunning voorrang boven aanvragen op de wachtlijst voor een tweede vergunning.
[…]
8. In een deelrayon met een wachtlijst voor parkeervergunningen bewoner van minimaal zes maanden hoeft bij de aanvraag van een eerste parkeervergunning bewoner, in afwijking van het tweede lid, geen kenteken opgegeven te worden. De aanvrager geeft een kenteken door conform artikel 9, derde lid, voordat de parkeervergunning bovenaan de wachtlijst staat. Als het kenteken niet tijdig wordt doorgegeven, wordt de aanvraag geweigerd.
Artikel 9 Parkeervergunning bewoner
1. Er is een parkeervergunning bewoner.
2. Een parkeervergunning bewoner wordt uitgegeven aan een persoon die:
a. in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres in het gefiscaliseerd gebied, en
b. houder is van een voertuig.
3. De aanvrager wordt als houder van het voertuig aangemerkt als het kenteken volgens de RDW op naam staat van:
a. de aanvrager;
[…].