In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift is op 25 mei 2020 ingekomen en bevatte diverse bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege de coronamaatregelen, waarbij de betrokkenen en hun vertegenwoordigers werden gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1945, lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie, en daarnaast kampt met verslavingsproblemen. De betrokkene heeft aangegeven tevreden te zijn over de zorg, maar heeft de wens om naar huis te gaan. De specialist ouderengeneeskunde heeft echter verklaard dat de betrokkene sinds begin april vrijwillig is opgenomen en dat er zorgen zijn over haar welzijn, vooral gezien de onrust en het verzet tegen het verblijf.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er ernstig nadeel dreigt voor de betrokkene, waaronder lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit nadeel te voorkomen. Gezien het verzet van de betrokkene tegen opname en verblijf, heeft de rechtbank besloten om de gevraagde machtiging voor een periode van zes maanden te verlenen, tot en met 2 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.J. van Maanen en schriftelijk uitgewerkt op 9 juni 2020.