ECLI:NL:RBMNE:2020:2207

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/16/502391 / FA RK 20-3057
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1994, die verblijft in een zorginstelling. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de advocaat van de betrokkene, de behandelaar en de mentor aanwezig waren. De betrokkene zelf had ervoor gekozen om niet te verschijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel en risico op verwaarlozing. De rechtbank heeft de verzoeken om verplichte zorg beoordeeld en besloten dat de betrokkene zorg nodig heeft om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor verschillende vormen van verplichte zorg, met uitzondering van enkele verzoeken die niet noodzakelijk werden geacht. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 2 december 2020.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.J. van Maanen en schriftelijk uitgewerkt op 9 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/502391 / FA RK 20-3057
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 2 juni 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. K.G.I.M. Schröder.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 8 mei 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz
;
- de strafvorderlijke en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling
Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • mr. K.G.I.M. Schröder, de advocaat van betrokkene,
  • mevrouw [A] , de behandelaar,
  • de heer [B] , de mentor van betrokkene.
Een ieder bevond zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in
het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft betrokkene de behandelaar laten
weten dat zij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zal zijn. De rechtbank stelt vast
dat betrokkene ervoor kiest om niet gehoord te worden. De rechtbank heeft de mondelinge
behandeling zonder de aanwezigheid van betrokkene voortgezet.
1.5.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.6.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder per e-mail verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
opnemen in een accommodatie.
De behandelaar heeft verklaard dat het toedienen van vocht en voeding onder a, niet meer nodig is.
2.2.
De advocaat van betrokkene heeft verklaard dat betrokkene het eens is met een zorgmachtiging. Betrokkene is tevreden over de plek waar zij nu verblijft. Verder heeft de advocaat opgemerkt dat zij het lastig vindt om te lezen dat in de medische verklaring is opgenomen dat betrokkene hulpverleners langdurig niet toe liet en dat betrokkene haar medicatie niet goed innam. Dit terwijl uit andere stukken blijkt dat, hoewel vóór opname het contact minimaal was, de behandelaar van het FACT dagelijks langskwam en dat er toezicht was op inname van de medicatie. Verder maakt de advocaat bezwaar tegen het ernstig nadeel, dat bestaat uit de situatie dat betrokkene met haar hinderlijk gedrag agressie van anderen zou oproepen. De advocaat heeft nooit feitelijk gedrag gezien bij betrokkene dat zou kunnen leiden tot dit ernstig nadeel. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg heeft de advocaat aangevoerd dat het uitoefenen van toezicht op betrokkene al gebeurt vanwege het feit dat zij is opgenomen. Verder zijn volgens de advocaat de vormen van verplichte zorg onder e, f en g te algemeen omschreven en blijkt niet voldoende uit die omschrijving waarom deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om ernstig nadeel af wenden.
2.3.
De behandelaar heeft verklaard dat betrokkene bekend is met ASS en middelengebruik. Momenteel zijn de psychotische klachten minder op de voorgrond door antipsychotische medicatie, maar nog wel aanwezig. Op de momenten dat het minder goed gaat met betrokkene, is betrokkene slecht in contact. Een zorgmachtiging is vooral bedoeld om op die momenten in te kunnen grijpen.
2.4.
De mentor kent betrokkene nog niet goed omdat hij nog maar kort betrokken is. Het contact verloopt moeizaam. Er speelt veel angst bij betrokkene die mogelijk lijkt voort te komen uit wanen die betrokkene heeft, met name ’s nachts. De mentor kan instemmen met het verzoek en volgt hierin het standpunt van de behandelaar.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.6.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank het volgende. Uit de stukken blijkt dat betrokkene zichzelf en haar omgeving verwaarloosde waardoor overlast ontstond voor de buurt en waarbij een uithuiszetting dreigde voor betrokkene.
2.7.
Om het ernstig nadeel of een crisissituatie af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding onder
a, het beperken van de bewegingsvrijheid onder
b, en het uitoefenen van toezicht op betrokkene onder
d. De rechtbank is van oordeel dat de overige vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De vormen van verplichte zorg onder
e,
fen
gzijn nodig gelet op het middelengebruik van betrokkene.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 2 december 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 december 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door mr. D.J. van Maanen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 9 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.