In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad aan eiser is opgelegd. De naheffingsaanslag van € 63,90 werd opgelegd op 20 juni 2019, omdat eiser zijn auto had geparkeerd aan de Neringweg in Lelystad, waar betaald parkeren geldt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 2 augustus 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan en dat eiser zijn auto gedurende een aaneengesloten periode in een parkeervak heeft laten staan. Eiser betoogde dat er geen sprake was van parkeren in de zin van de Gemeentewet, omdat zijn auto deels op het trottoir stond. De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks dat de auto met het rechter voor- en achterwiel op het trottoir stond, er wel degelijk sprake was van parkeren, omdat de auto het parkeervak bezette.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder op 15 juni 2020, en als gevolg van de coronamaatregelen werd deze uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar schriftelijk verzonden aan de partijen.