ECLI:NL:RBMNE:2020:2196

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
16-015838-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak in Amersfoort

Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het stichten van brand in een afvalcontainer van een seniorencomplex in Amersfoort. De tenlastelegging omvatte twee feiten van brandstichting, gepleegd op respectievelijk 10 en 16 januari 2020. De officier van justitie, mr. H.J. Lambers, had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. Maat, pleitte eveneens voor vrijspraak.

Tijdens de zitting op 4 juni 2020 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de branden had veroorzaakt. Hoewel het opmerkelijk was dat de verdachte zich in de nabijheid van de afvalcontainers bevond vlak voor de brandmeldingen, was dit niet voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.

In de beslissing heeft de rechtbank ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van de rechtsbescherming van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-015838-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] (Suriname),
verblijvende [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en mr. C. Maat, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 10 januari 2020 te Amersfoort brand heeft gesticht in een inpandige afvalcontainer van seniorencomplex [seniorencomplex] , terwijl gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was;
Feit 2
primair
op 16 januari 2020 te Amersfoort brand heeft gesticht in een inpandige afvalcontainer van seniorencomplex [seniorencomplex] , terwijl gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten was;
subsidiairis dit ten laste gelegd als poging tot brandstichting;
meer subsidiairis dit ten laste gelegd als vernieling van de afvalcontainer.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Mede gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank eveneens van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd. Hoewel het opmerkelijk te noemen is dat verdachte tot tweemaal toe in de nabijheid van de afvalcontainers is geweest vlak voordat de brandmelding binnenkwam bij de meldkamer, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte degene is geweest die de branden heeft veroorzaakt op 10 januari 2020 en 18 januari 2020.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (al geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. J.A. Spee en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E. Rasink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in
een inpandige afvalcontainer van seniorencomplex [seniorencomplex]
(gelegen aan het [adres] ) door een brandende sigaret en/of
(een) vonk(en) en/of open vuur in aanraking te brengen met de inhoud
van die afvalcontainer, althans met een brandbare stof, ten gevolge
waarvan de inhoud van die afvalcontainer gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval waardoor brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de (overige) inboedel van het
seniorencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor hemzelf
en/of andere bewoner(s) van het seniorencomplex en/of andere
perso(o)n(en) aanwezig in het seniorencomplex, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in
een inpandige afvalcontainer van seniorencomplex [seniorencomplex]
(gelegen aan het [adres] ) door een brandende sigaret en/of
(een) vonk(en) en/of open vuur in aanraking te brengen met de inhoud
van die afvalcontainer, althans met een brandbare stof, ten gevolge
waarvan de inhoud van die afvalcontainer gedeeltelijk is verbrand, in elk
geval waardoor brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de (overige) inboedel van het
seniorencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor hemzelf
en/of andere bewoner(s) van het seniorencomplex en/of andere
perso(o)n(en) aanwezig in het seniorencomplex, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek
van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk
brand te stichten een inpandige afvalcontainer van seniorencomplex
[seniorencomplex] (gelegen aan het [adres] ),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de (overige) inboedel van het
seniorencomplex, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor hemzelf
en/of andere bewoner(s) van het seniorencomplex en/of andere
perso(o)n(en) aanwezig in het seniorencomplex, in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen te duchten was,
een brandende sigaret en/of (een) vonk(en) en/of open vuur in
aanraking heeft gebracht met de inhoud van die afvalcontainer, althans
met een brandbare stof,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek
van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een
afvalcontainer, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan de rechtspersoon Alliantie, heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )