ECLI:NL:RBMNE:2020:2193

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/16/501596 / FA RK 20-2776
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 mei 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1964, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch laten plaatsvinden vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. H. Cornelis, een psychiater en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, ondanks positieve stappen, nog steeds zorg nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen. De advocaat van de betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de situatie van de betrokkene, met een risico op ernstig lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang, een zorgmachtiging rechtvaardigt. De rechtbank heeft de verzochte vormen van verplichte zorg toegewezen, waaronder het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om over te gaan op andere vormen van zorg indien nodig.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. Dopheide en is op 2 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/501596 / FA RK 20-2776
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 15 mei 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. H. Cornelis.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 25 maart 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling
Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. H. Cornelis,
- de heer [A] , psychiater,
- mevrouw [B] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige (hierna: spv).
Een ieder bevond zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in
het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder per e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
Om te voorkomen dat betrokkene, weer psychotisch wordt is langdurig gebruik van antipsychotica geïndiceerd.
beperken van de bewegingsvrijheid;
Alleen in klinische setting bij psychotische decompensatie.
insluiten;
Uitsluitend in klinische setting indien medische noodzaak.
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
Betrokkene heeft langdurige behandeling met GGZ nodig om stabiliteit te bevorderen.
onderzoek aan kleding of lichaam;
Uitsluitend in klinische setting.
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
Uitsluitend in klinische setting.
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
Uitsluitend in klinische setting.
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
Uitsluitend in klinische setting ter bescherming van betrokkene of derden.
opnemen in een accommodatie.
Om belangrijk nadeel voorkomend uit psychotische decompensatie af te wenden.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg onder a ook ambulant wordt worden toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast. Uit het zorgplan blijkt dat betrokkene zijn medicatie dient te gebruiken en contact dient te onderhouden met de behandelaren.
2.2.
Betrokkene heeft verklaard dat hij de afgelopen periode stappen heeft gezet waardoor een zorgmachtiging niet meer nodig is. Hij heeft geen begeleiding meer, hij houdt zich aan gemaakte afspraken en neemt zijn medicatie.
2.3.
De advocaat van betrokkene heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Volgens de advocaat is de situatie van betrokkene de laatste jaren stabiel. Er is geen sprake van ernstig nadeel en er zijn geen concrete aanwijzingen dat door het gedrag van betrokkene ernstig nadeel zal voortvloeien. De advocaat stelt dat verplichte zorg alleen als uiterste middel (ultimum remedium) kan worden overwogen.
2.4.
De spv heeft bevestigd dat betrokkene positieve stappen heeft gezet. Zij twijfelt alleen wel of betrokkene het zonder hulp en ondersteuning gaat redden. Bepaalde kaders van de afgelopen periode zijn namelijk weggevallen. Het ambulante kader van de afgelopen jaren heeft er juist voor gezorgd dat het goed is gegaan. Op dit moment neemt betrokkene zijn medicatie. Het is echter de vraag of betrokkene zijn medicatie blijft innemen als er geen kader meer is.
2.5.
In aanvulling op de verklaring van de spv heeft de psychiater verder toegelicht dat er sprake is van ziektebesef, maar minder van ziekte-inzicht. In het geval betrokkene psychotisch ontregelt zal het flink misgaan. Het ernstig nadeel bestaat dat betrokkene slecht voor zichzelf zal zorgen, overlast zal veroorzaken en geld uitgeven. Een zorgmachtiging is nodig om direct in te kunnen grijpen.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.7.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op: ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Om ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen zodat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Als betrokkene toenemend psychotisch wordt, kan hij achterdochtig worden. Vanuit zijn achterdocht kan betrokkene overlast veroorzaken en agressief reageren op zijn omgeving. Er is sprake van matig ziekte-inzicht en betrokkene is zorgmijdend. Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.9.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend die gelijkenis vertoont met de voorwaardelijke machtiging onder de wet Bopz. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de voorwaardelijke machtiging met voorwaarden en opname als stok achter de deur zeer effectief was en in een grote behoefte voorzag. De Wvggz kent een dergelijke machtiging niet. Uitgangspunt in de Wvggz is echter wel dat de verplichte zorg zo veel mogelijk ambulant wordt toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de behoefte in de praktijk tegemoet gekomen kan worden door bij de vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging onderscheid te maken tussen enerzijds vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.10.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vorm onder a en h eerst moeten worden toegepast. De rechtbank merkt hierover op dat onder de verzochte vorm van verplichte zorg onder
d, uitoefenen van toezicht op betrokkene, onder meer wordt bedoeld cameratoezicht die nodig is bij het insluiten van betrokkene in een klinisch setting. Uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken volgt dat het van belang is dat betrokkene contactafspraken met de behandelaren nakomt. De rechtbank is van oordeel dat deze afspraken vallen onder de vorm van verplichte zorg onder
h, aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b, c, d, e, f, g en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast. Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.11.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.13.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de gevraagde vormen van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
j. opnemen in een accommodatie;
en
bepaalt dat gestart zal worden met ambulante verplichte zorg als bedoeld onder a en h;
bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de andere verleende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 november 2020.
Deze beschikking is op 15 mei 2020 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en op 2 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.