ECLI:NL:RBMNE:2020:2189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
16/045816-20; 16/074144-19 (vordering tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor handel in soft- en harddrugs en wapenbezit

Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in softdrugs en harddrugs, alsook aan wapenbezit. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, heeft gedurende een lange periode op professionele wijze in softdrugs gehandeld en heeft daarnaast ook harddrugs voorhanden gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 8 juli 2019 tot en met 19 februari 2020 in Maarssen cocaïne, MDMA, hasjiesj en hennep heeft verhandeld en in bezit had. Op 19 februari 2020 zijn bij de verdachte ook een vuurwapen en nagemaakte wapens aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft eerder al een voorwaardelijke werkstraf opgelegd gekregen, maar heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder contante geldbedragen en een personenauto, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 2 juni 2020, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/045816-20; 16/074144-19 (vordering tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 juni 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 8 juli 2019 tot en met 19 februari 2020 te Maarssen, in de
uitvoering van een beroep, in verdovende middelen heeft gehandeld, te weten cocaïne, MDMA en hasjiesj en hennep;
feit 2 op 19 februari 2020 in Maarssen 4,95 en 0,72 gram cocaïne en 15,17 gram MDMA
in zijn bezit heeft gehad;
feit 3 op 19 februari 2020 in Maarssen 760,77 gram hasjiesj in zijn bezit heeft gehad;
feit 4 op 19 februari 2020 in Maarssen een vuurwapen (een pistool) en scherpe patronen in
zijn bezit heeft gehad;
feit 5 op 19 februari 2020 in Maarssen twee, op een echt vuurwapen gelijkende,
voorwerpen in zijn bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde partiele vrijspraak bepleit voor de handel in harddrugs over de periode van 8 juli 2019 tot en met 14 februari 2020. Uit het gesprek van 5 juli 2019 waarin wordt gesproken over “perky’s” kan niet worden afgeleid dat het hier gaat om pillen, de spelling van het woord wijkt af van de spelling van het woord ”perkie” in het straatwoordenboek. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat met de woorden “Heb je halve puur” in het gesprek van 9 augustus 2019 over harddrugs wordt gesproken. Verdachte zelf geeft aan dat dit over hasj ging. De raadsman heeft zich voor het overige ten aanzien van de bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bekend zoals deze hierna bewezen worden verklaard. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 juni 2020;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 309 en 310;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 347;
  • de kennisgevingen van inbeslagneming, ongenummerd, tussen pagina 5 en 6;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 348;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 359 tot en met 361;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 374 tot en met 377;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 390 tot en met 392;
  • het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 402 tot en met 405;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 414 tot en met 417;
  • een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 21 februari 2020, opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 419;
  • een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 21 februari 2020, opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 420;
  • een geschrift, inhoudende een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 21 februari 2020, opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 421;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 422;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 423 en 424;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 427 en 428, met bijlagen pagina 440 tot en met 491;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 500, met bijlagen pagina 505 tot en met 539.
Bewijsoverweging
periode feit 1
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de handel in harddrugs voor wat betreft de periode van 8 juli 2019 tot en met 14 februari 2020.
De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier voor wat betreft die periode slechts een tweetal gesprekken bevat die mogelijk betrekking hebben op harddrugs, te weten:
  • een gesprek van 5 juli 2019 ”Heb je snel 2 perky’s” (de rechtbank begrijpt dat hier XTC pillen worden bedoeld) (pagina 488) en
  • een gesprek van 9 augustus 2019 “Heb je halve puur”(pagina 477).
.
De rechtbank merkt daarbij op dat het feit dat de spelling van het woord ” Perky” in het bericht niet overeenkomt met de spelling van het woord “Perkie” in het straatwoordenboek, niet af doet aan de betekenis van het woord, te weten: XTC, pilletje. Het gesprek van 5 juli 2019 valt echter buiten de tenlastegelegde periode.
Uit de inhoud van het gesprek van 9 augustus 2019 kan, op basis van het dossier, niet worden vastgesteld dat daar over harddrugs wordt gesproken. Voorts heeft verdachte ontkend dat het om harddrugs ging.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat verdachte in de periode van 8 juli 2019 tot en met 14 februari 2020 in harddrugs heeft gehandeld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 8 juli 2019 tot en met 19 februari 2020 in Nederland, telkens in de uitoefening van een beroep of bedrijf telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd (gebruikers)hoeveelheden hasjiesj en hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II:
en
in de periode van 15 februari 2020 tot en met 19 februari 2020 in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd telkens (gebruikers)hoeveelheden cocaïne en MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I:
2
op 19 februari 2020 te Maarssen opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,95 gram cocaïne en 0,72 gram cocaïne en 15,17 gram MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 19 februari 2020 te Maarssen aanwezig heeft gehad een hoeveelheid, te weten 760,77 gram hasjiesj en een hoeveelheid hennep, zijnde hasjiesj en hennep, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 19 februari 2020 te Maarssen, wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk/model Zoraki 2906, origineel kaliber 9 mm P.a.K., nu omgebouwd naar scherp schietend kaliber 7,65 mm;
en munitie in de zin van 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
- een scherpe patroon van het merk/type CBC, kaliber .32,
voorhanden heeft gehad;
5
op 19 februari 2020 te Maarssen meerdere wapens van categorie I onder 7, te weten
- een nabootsing van een geweer, te weten een airsoftapparaat, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een Colt M4, kaliber 6mm, in elk geval met een vuurwapen, en
- een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een Colt, kaliber 6mm, in elk geval met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4 handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, lid 1, van de Wet wapens en munitie;
feit 5 handelen in strijd met artikel 13, lid 1, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoon van verdachte, de opleiding waar verdachte in september 2020 mee wil starten en de LOVS oriëntatiepunten. De raadsman heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan een verdachte een forse, deels voorwaardelijke, taakstraf worden opgelegd met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft uitsluitend vanuit zijn eigen financiële gewin en op een professionele manier over een lange periode in softdrugs en over een korte periode g in harddrugs gehandeld, en heeft soft-/ en harddrugs voorhanden gehad. Het gebruik van verdovende middelen is schadelijk voor de volksgezondheid nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengt. Verder zijn de verkoop en het gebruik van verdovende middelen de oorzaak van vele vormen van criminaliteit. Dit wordt onderstreept door het feit dat er bij verdachte ook een geladen pistool en nagemaakte wapens zijn aangetroffen. Het bezit van dergelijke wapens levert een groot risico op voor de veiligheid van personen.
De rechtbank rekent het verdachte verder met name aan dat hijbewust veelvuldig verdovende middelen aan minderjarigen in zijn omgeving heeft verkocht.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat verdachte in de bewezenverklaarde periode door de kinderrechter is veroordeeld voor – onder andere - het voorhanden hebben van softdrugs tot een deels voorwaardelijke werkstraf. Deze veroordeling en de bijbehorende proeftijd hebben verdachte er niet van weerhouden onverminderd verder te gaan met zijn handel in softdrugs, later gevolgd door het dealen in harddrugs.
Gelet hier op kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor:
- de handel in harddrugs voor een periode van minder dan één maand uit van een gevangenisstraf van 3 maanden;
- het voorhanden hebben van een hoeveelheid harddrugs tussen de 10 en 50 gram uit van een taakstraf van 80 uren;
- het voorhanden hebben van een hoeveelheid softdrugs tussen de 500 en 2500 gram uit van een taakstraf van 100 uren;
- het voorhanden hebben van een vuurwapen uit van een gevangenisstraf van 3 maanden;
- het voorhanden hebben van een nep-/ luchtdruk wapen, uit van een geldboete van € 550,00.
Het LOVS voorziet niet in oriëntatiepunten voor de handel in softdrugs en voor een combinatie van de bewezen verklaarde strafbare feiten. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • de jonge leeftijd van verdachte;
  • een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 15 mei 2020, uitgebracht door E.M.F.A. Strasek, reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte zijn eigen gang gaat en onvoldoende een zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van opleiding of werk, wat als een risicofactor wordt beschouwd. Hij is niet gemotiveerd om een opleiding te volgen, maar is zich er van bewust dat dit noodzakelijk is. Verdachte heeft zich aangemeld voor een mbo- opleiding die in september 2020 start. Het druggebruik van verdachte is ook een punt van zorg. Hij geeft hierover slechts beperkte informatie en heeft aangegeven door te willen gaan met blowen. Of en hoezeer het middelengebruik van verdachte het functioneren en zijn motivatie heeft beïnvloed is niet duidelijk. Verdachte beschikt niet over een woonplek en staat nu op de wachtlijst bij Singelzicht. De zorg is dat verdachte verder kan afglijden in het criminele circuit wanneer hij niet over een woonplek beschikt.
Verdachte zal moeten leren om goede keuzes te maken voor een positieve toekomst. Hierbij kan de reclassering en begeleid wonen hem ondersteunen. Als tijdens het toezicht blijkt dat ambulante behandeling en/of een gedragsinterventie gericht op middelenproblematiek geïndiceerd is, dan is het noodzakelijk dat verdachte hieraan meewerkt. De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het meewerken aan een gedragsinterventie voor het middelengebruik van verdachte en ambulante behandeling, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of een maatschappelijke opvang, het volgen van opleiding en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte in de periode van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde op 5 november 2019 is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank ten aanzien van het dealen in harddrugs een kortere periode bewezen acht dan de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van deze straf, 5 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Voor het opleggen van een langere proeftijd van drie jaar, zoals door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen noodzaak.
Een taakstraf doet, mede gelet op het strafblad van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst en aard van het bewezenverklaarde.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen personenauto van het merk Peugeot en geldbedragen verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen goederen. Verdachte heeft als pizzakoerier gewerkt en het geld gespaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- contante geldbedragen van € 505,00, € 9.040,00, € 55,00 en € 850,00 en
- een personenauto, merk Peugeot, type 307 met het kenteken [kenteken] ,
verbeurd verklaren.
De inbeslaggenomen geldbedragen zijn geheel of grotendeels door middel van de onder 1 bewezen verklaarde feiten verkregen. Dat verdachte deze bedragen heeft verdiend als pizzakoerier is niet aannemelijk geworden. Met behulp van de personenauto zijnde onder 1 bewezen verklaarde feiten begaan.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 16/074144-19 voorwaardelijke opgelegde werkstraf.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 november 2019 is verdachte, onder andere, een werkstraf van 40 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich binnen twee werkdagen nadat hij in vrijheid is gesteld, meldt bij Reclassering
Nederland op het adres Zwarte Woud 2, te (3524 SJ) Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* indien de reclassering dit gedurende het toezicht nodig acht, actief deelneemt aan de gedragsinterventie middelengebruik of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* zich, indien de reclassering dit tijdens het toezicht nodig acht, laat behandelen door Inforsa verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Verdachte staat op de wachtlijst bij Singelzicht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* een ( MBO) opleiding zal volgen bij een nader te bepalen instituut, in overleg met de reclassering;
* meewerkt aan controle van het gebruik van (soft)drugs om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • contante geldbedragen van € 505,00, € 9.040,00, € 55,00 en € 850,00;
  • een personenauto, merk Peugeot, type 307 met het kenteken [kenteken] ;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/074144-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in deze rechtbank bij vonnis van 5 november 2019 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren; indien niet of niet naar behoren verricht wordt de taakstraf vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. A.G. Bakker en N.M. Spelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 juni 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in de periode van 8 juli 2019 tot en met 19 februari 2020 te Maarssen, in elk geval in Nederland, (telkens) in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (telkens) een of meerdere (gebruikers)hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of hasjiesj en/of hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA en/of hasjiesj en/of hennep, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of hasjiesj en/of hennep, (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II dan wel aangegeven krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 19 februari 2020 te Maarssen, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 4,95 gram cocaïne en/of 0,72 gram cocaïne en/of 15,17 gram MDMA, in elk geval om een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
3
hij op of omstreeks 19 februari 2020 te Maarssen, in elk geval in Nederland, aanwezig heeft gehad een hoeveelheid, te weten 760,77 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, en/of een hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep,(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet)
4
hij op of omstreeks 19 februari 2020 te Maarssen, in elk geval in Nederland, een of meer wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk/model Zoraki 2906, origineel kaliber 9 mm P.a.K., nu omgebouwd naar scherp schietend kaliber 7,65 mm
en/of
munitie in de zin van 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
- een of meer scherpe patro(o)n(en) van het merk/type CBC, kaliber .32
voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
5
hij op of omstreels 19 februari 2020 te Maarssen, in elk geval in Nederland, een of meerdere wapen(s) van categorie I onder 7, te weten
- een nabootsing van een geweer, te weten een airsoftapparaat, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een Colt M4, kaliber 6mm, in elk geval met een vuurwapen, en/of
- een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een Colt, kaliber 6mm, in elk geval met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 13 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2020053523, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 587. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.