Op 16 juni 2020 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man uit Drunen, die zich moest verantwoorden voor mishandeling en belediging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren. De verdachte werd beschuldigd van het slaan van een vrouw op 23 maart 2020 in Zeist en het beledigen van de opsporingsambtenaren in Utrecht. Tijdens de zitting op 2 juni 2020 heeft de officier van justitie, mr. D.C. Smits, de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.C.M. Sprenger.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De mishandeling van de vrouw werd bewezen door getuigenverklaringen en de eigen verklaring van de verdachte. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van noodweer en dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde de verdachte de ISD-maatregel op voor de maximale duur van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van de maatschappij in het geding was en dat de maatregel noodzakelijk was om het recidiverisico te verlagen.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, de vrouw die mishandeld was, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet door haar zelf was geleden. De vorderingen van de opsporingsambtenaren werden toegewezen tot een bedrag van € 100,- per persoon, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis afgewezen, omdat de ISD-maatregel als passend werd beschouwd.