ECLI:NL:RBMNE:2020:2182

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
7783811 UC EXPL 19-5445
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenruzie over verwijdering van overhangende overkapping en Glansmispel nabij erfgrens

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een burenruzie tussen twee partijen over de verwijdering van een Glansmispel en een overhangende overkapping. De eiseres, eigenaar van een woning in Utrecht, vordert de verwijdering van de Glansmispel die te dicht bij de erfgrens staat en een gedeelte van de overkapping van de gedaagde, die op haar grond staat. De gedaagde, die de naastgelegen woning bezit, verzet zich tegen deze vorderingen en beroept zich op misbruik van recht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Glansmispel op 50 cm van de erfgrens staat en dat deze als een boom wordt beschouwd volgens artikel 5:42 BW, wat betekent dat deze minimaal 2 meter van de erfgrens moet staan. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot verwijdering van de Glansmispel terecht is, omdat de aanwezigheid ervan niet geduld kan worden. Daarnaast is vastgesteld dat de overkapping van de gedaagde ook op de grond van de eiseres staat, wat aanleiding geeft tot de vordering tot verwijdering van dat gedeelte. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot het verwijderen van de Glansmispel voor 10 oktober 2020 en het gedeelte van de overkapping voor 1 augustus 2020, met een dwangsom van € 500 per dag voor niet-naleving. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. De vordering in reconventie van de gedaagde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7783811 UC EXPL 19-5445 DS/1286
Vonnis van 17 juni 2020
inzake

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2.[eiser sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud te noemen [eiseres c.s.] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. N. Brand, verbonden aan ARAG,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen [gedaagde c.s.] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.D.J. van Ruyven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 augustus 2019 waarbij een gerechtelijke plaatsopneming met aansluitende comparitie is gelast;
  • het proces-verbaal van de plaatsopneming en aansluitende comparitie van partijen van 3 december 2019 waarbij is [eiser sub 2] als partij bij het geding is gevoegd;
  • de akte van 12 mei 2020 van de gemachtigde van [eiseres c.s.] ;
  • de akte van 13 mei 2020 van de gemachtigde van [gedaagde c.s.]
1.2.
Partijen hebben getracht om na 3 december 2019 een minnelijke regeling te treffen op basis van hetgeen tijdens de comparitie is besproken. Dat is niet gelukt. [eiseres c.s.] vraagt daarom om voortzetting van de comparitie. [gedaagde c.s.] vraagt vonnis. De kantonrechter heeft de zaak bekeken en heeft bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [eiseres c.s.] is in 2012 eigenaar geworden van de woning met tuin en toebehoren aan de [adres 1] te [woonplaats] . Daarvoor woonde zij daar als huurder. [gedaagde c.s.] heeft de naastgelegen woning met tuin en toebehoren aan de [adres 2] te [woonplaats] in 2013 in eigendom verworven. In 2013 werden de achtertuinen van beide percelen gescheiden door een schutting die [eiseres c.s.] daar in 2010 heeft geplaatst.
2.2.
In de buurt staan in de achtertuinen stenen bergingen. In de tuin van [gedaagde c.s.] bevond zich in 2013 een bouwwerk naast de stenen berging dat bij de herinrichting van de tuin iets is vernieuwd. Het bouwwerk bestond uit een paar palen met een golfplaten dakje en stak qua hoogte nauwelijks boven de schutting uit. De zijwand van de overkapping werd gevormd door de schutting die tussen de beide percelen staat.
2.3.
In 2018 heeft [gedaagde c.s.] een nieuwe overkapping (hierna: de overkapping) gebouwd, die qua hoogte en vorm aansluit bij de stenen bergingen in de achtertuinen en boven de schutting uitsteekt. Aan de voorkant van de overkapping is op de overkapping nog een hekwerkje geplaatst waartegen kennelijk klimplanten moeten groeien. De overkapping wordt aan de schuttingzijde gedragen door houten palen. De overkapping is aan de bovenkant afgedekt met dakleer en een zinken rand. De overkapping heeft qua beleving twee zijwanden: aan de ene kant wordt de zijwand gevormd door de stenen berging in de tuin van [gedaagde c.s.] aan de andere kant door de schutting die tussen de percelen van partijen staat.
2.4.
[gedaagde c.s.] heeft op enig moment in een verhoogd grondbed een Glansmispel op stam (hierna: de Glansmispel) geplant waardoor de stam (deels) en de struik die daarop geënt is boven de schutting uitkomen. De Glansmispel staat binnen 1,5 meter van de erfgrens (namelijk op 50 cm van de erfgrens).

3.De vorderingen over en weer

3.1.
[eiseres c.s.] vordert (in conventie):
  • de verwijdering van de Glansmispel,
  • afbraak of verwijdering van het gedeelte van de overkapping in de achtertuin van [gedaagde c.s.] dat zich 40 cm boven de grond van [eiseres c.s.] bevindt,
  • op straffe van een dwangsom en met machtiging een en ander zelf te (doen) verwijderen als [gedaagde c.s.] dat niet doet,
  • veroordeling van [gedaagde c.s.] in de gemaakte buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
[eiseres c.s.] beroept zich op het bepaalde in artikel 5:42 BW en haar eigendomsrecht.
3.2.
[gedaagde c.s.] verzet zich tegen de vorderingen met een beroep op misbruik van recht (artikel 3:13 BW). Hij voert aan dat [eiseres c.s.] geen overlast ondervindt van de Glansmispel die als heester moet worden gezien. [gedaagde c.s.] stelt er te goeder trouw vanuit te zijn gegaan dat de schutting tussen beide percelen op de erfgrens stond en dat hij dus dacht op eigen grond de overkapping te hebben gerealiseerd. Pas nadat de bouw was voltooid bleek dat dat niet zo was. [gedaagde c.s.] verwijst naar het arrest “grensoverschrijdende garage”. De kosten van het afbreken van de overkapping zijn aanzienlijk en [eiseres c.s.] heeft daarbij geen belang, mede gegeven het feit dat de schutting al 10 jaar zo staat. [gedaagde c.s.] is bereid te betalen voor het strookje grond dat hij in gebruik heeft.
3.3.
[gedaagde c.s.] vordert voorwaardelijk, indien de vorderingen in conventie voor toewijzing in aanmerking zouden komen, (in reconventie):
[eiseres c.s.] te gelasten binnen 14 dagen na wijzen van vonnis een keuze kenbaar te maken tussen de volgende twee opties waaraan [eiseres c.s.] moet worden opgedragen mee te werken:
- het vestigen van een erfdienstbaarheid inhoudende de handhaving van de thans aanwezige toestand van de overkapping;
- de overdracht tegen marktwaarde van de strook grond waarop de overkapping staat,
met veroordeling van [eiseres c.s.] in de proceskosten.

4.De beoordeling

Moet de Glansmispel worden verwijderd? Ja

4.1.
De Glansmispel staat op 50 cm van de erfgrens in een verhoogd grondbed en steekt uit boven de schutting. Hoewel het gaat om een klein boompje kan de struik die op de stam geënt is een behoorlijke omvang krijgen. De kantonrechter typeert de Glansmispel dan ook als boom als bedoeld in artikel 5:42 BW. Op grond van het bepaalde in artikel 5:42 lid 2 BW moet de Glansmispel 2 meter uit de erfgrens staan. Niet valt in te zien waarom [eiseres c.s.] de aanwezigheid van de Glansmispel op de plek waar hij nu staat zou moeten dulden. [eiseres c.s.] vordert dan ook terecht verwijdering van de Glansmispel. Van misbruik van recht is niet gebleken. Het belang van [gedaagde c.s.] bij het hebben van een mooie boom in de tuin wordt namelijk niet onevenredig geschaad door toewijzing van de vordering. Het staat [gedaagde c.s.] vrij om de boom te verplaatsen naar 2 meter van de erfgrens.
Moet de overkapping worden verwijderd voor zover die grensoverschrijdend is? Ja
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de overkapping aan de kant van het perceel van [eiseres c.s.] net als de schutting ter plaatse op grond staat die in eigendom toebehoort aan [eiseres c.s.] . Het gaat om een strook van ongeveer 40 cm bij 50 cm. Dat is weliswaar nog geen 0,5 m2, maar toch, gezien de beperkte omvang van de tuinen ter plaatse en de mogelijkheden van gebruik van de strook voor zowel [eiseres c.s.] als [gedaagde c.s.] als verblijfsruimte, niet onaanzienlijk. Er kan bijvoorbeeld een stoel (extra) staan.
4.3.
[gedaagde c.s.] zegt dat hij te goeder trouw het bouwwerk in zijn tuin heeft vervangen door de overkapping ervan uitgaande dat hij eigenaar was van de grond aan zijn kant van de schutting. Volgens [eiseres c.s.] wist [gedaagde c.s.] al vanaf het moment dat hij er kwam wonen dat dat stukje grond van [eiseres c.s.] was omdat [eiseres c.s.] toen heeft uitgelegd dat ze de schutting zo heeft geplaatst vanwege de grote buxus struiken die de voorgangers van [gedaagde c.s.] daar hadden staan, waaraan de voorgangers gehecht waren. In het midden kan blijven wanneer [gedaagde c.s.] precies op de hoogte is geraakt van de (juiste) eigendomsverhoudingen. [gedaagde c.s.] heeft namelijk zelf aangevoerd (punt 5 bij conclusie van antwoord) dat bij het plaatsen van de nieuwe overkapping [eiseres c.s.] boos naar de hovenier toekwam met de mededeling dat hij niet in de schutting mocht schroeven en 50 cm uit de schutting moest blijven. Daar heeft [gedaagde c.s.] in die zin iets mee gedaan dat hij de hovenier heeft laten weten niet in de schutting te schroeven. Hij heeft geen opdracht gegeven 50 cm van de schutting af te blijven, maar heeft enkel geprobeerd later op de dag met [eiseres c.s.] te praten. Die was echter zo boos dat dat niet meer lukte. [gedaagde c.s.] werkt bij de gemeente en heeft op een later moment zelf vastgesteld dat [eiseres c.s.] terecht heeft gesteld dat bij de bouw ten onrechte tegen de schutting is aangebouwd.
4.4.
Onder de in punt 4.2 en 4.3. geschetste omstandigheden van dit geval kan niet worden gezegd dat [eiseres c.s.] misbruik maakt van haar recht verwijdering te vragen van iets wat op haar grond staat. Weliswaar is er sprake van kapitaalvernietiging als [gedaagde c.s.] de overkapping zo moet aanpassen dat die op eigen grond komt te staan en niet overhangt, maar dat had [gedaagde c.s.] kunnen voorkomen door zijn plannen betreffende de overkapping tijdig met [eiseres c.s.] te delen en de bouw op te schorten toen duidelijk was dat [eiseres c.s.] daartegen bezwaren had geuit. Het strookje grond en de ligging ervan is voor een effectief gebruik van de percelen van partijen belangrijk genoeg om de eigendom ervan te verkrijgen (zoals [gedaagde c.s.] graag wil) of te behouden (wat [eiseres c.s.] graag wil). Niet valt in te zien waarom het belang van [gedaagde c.s.] bij verkrijging van eigendom boven het belang van [eiseres c.s.] bij behoud daarvan zou moeten gaan. [eiseres c.s.] maakt dus geen misbruik van recht door verwijdering van de overkapping te vorderen voor zover die op haar grond staat. Dat [eiseres c.s.] het eerder ter plaatse aanwezige bouwwerk wel heeft geduld maakt dat niet anders. Het staat een eigenaar vrij eigendom dat al dan niet tijdelijk in gebruik is gegeven aan een ander terug te vorderen. Begrijpelijk is dat zo’n situatie zich kan aandienen op het moment dat een minder opvallend bouwwerk wordt vervangen door een indrukwekkender exemplaar dat meer de aandacht vestigt op de eigendomsverhoudingen.
Hoe nu verder?
4.5.
Bij de descente is besproken dat partijen een win/win situatie zouden kunnen creëren. [eiseres c.s.] blijkt namelijk plannen te hebben om haar huis uit te bouwen aan de voorzijde of de achterzijde. Daarbij zal mogelijk ook de berging in hun tuin worden vergroot en worden doorgetrokken tot aan de erfgrens met perceel [adres 2] . In dat kader zouden partijen met elkaar van gedachte kunnen wisselen over een te realiseren van een mandelige muur op de erfgrens met daar tussenin een schutting op de erfgrens. Een en ander zou gelijktijdig met de bouwplannen kunnen worden gerealiseerd.
Het is ook mogelijk dat de heer en mevrouw [eiseres c.s.] hun eigendom verkopen op het moment dat de beoogde bouwplannen te kostbaar worden. Dan is het wenselijk dat de kadastrale grens gelijk komt te liggen met de feitelijke grens. Ofwel door het verplaatsen van de schutting en een deel van de overkapping ofwel door wijziging van de kadastrale gegevens op verzoek van partijen. Een en ander biedt namelijk de noodzakelijke zekerheid om problemen met elkaar of opvolgende eigenaars te voorkomen.
4.6.
Uit de aktes die zijn gewisseld maakt de kantonrechter op dat partijen hebben gesproken over het realiseren van een gemeenschappelijke erfafscheiding waarvoor [eiseres c.s.] een offerte heeft gevraagd die uitkomt op € 8.133,87. De helft daarvan zou [gedaagde c.s.] moeten betalen. Daar voelt [gedaagde c.s.] niet voor. De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen zelf voldoende creatieve invalshoeken zullen hebben bedacht om een win/win situatie te kunnen creëren en daarbij een kosten/batenanalyse zullen hebben gemaakt. Als het dan niet lukt om elkaar te vinden, ziet de kantonrechter geen basis om daarover tijdens een mondelinge behandeling verder te spreken. De kantonrechter tekent daarbij aan dat zij al veel tijd in de zaak heeft gestoken. De kantonrechter zal dus vonnis wijzen.
Slotsom in conventie
4.7.
De vordering tot verwijdering van de Glansmispel en het gedeelte van de overkapping dat op grond van [eiseres c.s.] staat wordt toegewezen. Daaraan zal een dwangsom worden gekoppeld van het gevorderde bedrag van € 500,00 per dag dat niet aan de verplichting tot verwijdering wordt voldaan. Dat bedrag lijkt de kantonrechter redelijk en proportioneel. Voor een machtiging zelf tot verwijdering over te gaan ziet de kantonrechter gezien de te bepalen dwangsom geen aanleiding. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde c.s.] zich zal houden aan de veroordeling.
4.8.
Bomen kunnen worden verplant in de maanden met de r in de maand. Daarmee houdt de kantonrechter in het belang van [gedaagde c.s.] bij het behoud van de Glansmispel rekening mee. [gedaagde c.s.] zal dan ook worden opgedragen de Glansmispel te verwijderen van de plek waar hij nu staat voor 10 oktober 2020. Voor het organiseren van de verwijdering van de overkapping is minder tijd nodig. De kantonrechter zal bepalen de overkapping verwijderd moet worden voor 1 augustus 2020. De kantonrechter tekent hierbij aan dat het [eiseres c.s.] vrij staat de schutting die zij op eigen grond heeft gezet te verwijderen. Voor het realiseren van een gemeenschappelijke nieuwe erfafscheiding op de erfgrens zullen partijen met elkaar in overleg moeten treden.
4.9.
[eiseres c.s.] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 500,00. Dat wordt afgewezen. Overgelegd is één brief van ARAG van 12 februari 2019 waarin [gedaagde c.s.] kortweg wordt gesommeerd het overhangende gedeelte van de overkapping en de Glansmispel te verwijderen. Daaruit blijkt niet dat er, voor rekening van [eiseres c.s.] , werkzaamheden zijn verricht die vallen onder artikel 6:96 BW.
4.10.
In conventie zal [gedaagde c.s.] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eiseres c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,18
- griffierecht € 81,00
- salaris gemachtigde €
480,00(2 punten x tarief € 240,00)
Totaal € 670,18
De slotsom in voorwaardelijke reconventie
4.11.
Omdat de vordering in conventie slaagt, komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de voorwaardelijke reconventie. De vordering van [gedaagde c.s.] zal echter worden afgewezen met veroordeling van hem in de kosten van de procedure. Dat [gedaagde c.s.] onevenredig in zijn belangen wordt geschaad, heeft hij niet duidelijk genoeg gemaakt.
4.12.
Als de in voorwaardelijke reconventie in het ongelijk gestelde partij, wordt [gedaagde c.s.] in de proceskosten veroordeeld. De kantonrechter begroot de kosten van [eiseres c.s.] op € 360,00 aan salaris gemachtigde (1,5 punten x tarief € 240,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk om:
  • uiterlijk 10 oktober 2020 de Glansmispel te verwijderen;
  • uiterlijk 1 augustus het op en over de grond van [eiseres c.s.] gerealiseerde deel van de overkapping te verwijderen en
  • tot betaling van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat gedaagden daaraan niet voldoen met een maximum van € 15.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten in conventie aan de zijde van [eiseres c.s.] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 670,18, waarin begrepen € 480,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres c.s.] volledig aan dit vonnis voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders in conventie gevorderde af;
In reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt [gedaagde c.s.] tot betaling van de proceskosten in reconventie aan de zijde van [eiseres c.s.] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2020.