ECLI:NL:RBMNE:2020:2171

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
20/1963
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Ziektewetuitkering wegens ontbreken spoedeisend belang

Op 11 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een verzoekster die bezwaar had gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had besloten de uitkering per 16 mei 2020 te beëindigen, omdat verzoekster in staat zou zijn om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelde dat zij geen bijstandsuitkering kon krijgen en geen inkomen had door haar gezondheid.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit werd onderbouwd met de overweging dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt. Verzoekster had niet aangetoond dat zij in een acute financiële noodsituatie verkeerde, ondanks de mogelijkheid om aanvullende stukken aan te leveren ter onderbouwing van haar stelling.

Daarnaast werd vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv niet evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1963

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2020 in de zaak van

[eiser] , te [woonplaats] , verzoekster

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder.

Procesverloop

Op 15 april 2020 heeft het Uwv besloten de Ziektewetuitkering van verzoekster met ingang van 16 mei 2020 te beëindigen omdat verzoekster meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft voorts de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. De voorzieningenrechter beschikt over voldoende informatie om uitspraak te doen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. Het kan namelijk zijn dat na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog moet worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt.
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat ze geen bijstandsuitkering kan krijgen omdat ze dan moet solliciteren, maar ze kan vanwege haar gezondheid niet werken. Ze heeft op dit moment geen inkomen.
4. De griffier van deze rechtbank heeft verzoekster bij brief van 27 mei 2020 in de gelegenheid gesteld om binnen één week na dagtekening van de brief haar stelling dat sprake is van spoedeisend belang nader te onderbouwen met stukken waaruit blijkt dat er sprake is van een financiële noodsituatie, zoals bijvoorbeeld met recente bankafschriften, aanmaningen van betalingsachterstanden.
5. Verzoekster heeft hierop niet gereageerd.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij in een zodanige financiële noodsituatie verkeert dat zij niet (meer) in haar primaire levensbehoeften kan voorzien. Van een acute financiële noodsituatie, die nu tijdens de bezwaarprocedure aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening, is dan ook geen sprake. De voorzieningenrechter neemt in dit geval geen spoedeisend belang aan.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
7. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan een voorlopige voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door Uwv ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven.
De voorzieningenrechter is vooralsnog niet gebleken dat zeer ernstig moet worden getwijfeld aan de juistheid van het door Uwv ingenomen standpunt. Van een evident onrechtmatig besluit is geen sprake.
Belangenafweging
8. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang voor verzoekster en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 11 juni 2020 gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.