ECLI:NL:RBMNE:2020:2171
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Ziektewetuitkering wegens ontbreken spoedeisend belang
Op 11 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een verzoekster die bezwaar had gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had besloten de uitkering per 16 mei 2020 te beëindigen, omdat verzoekster in staat zou zijn om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelde dat zij geen bijstandsuitkering kon krijgen en geen inkomen had door haar gezondheid.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit werd onderbouwd met de overweging dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, tenzij er een onomkeerbare situatie dreigt. Verzoekster had niet aangetoond dat zij in een acute financiële noodsituatie verkeerde, ondanks de mogelijkheid om aanvullende stukken aan te leveren ter onderbouwing van haar stelling.
Daarnaast werd vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv niet evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen.