In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel, zoals verzocht door de officier van justitie. De crisismaatregel was eerder opgelegd op 29 april 2020 en betreft de betrokkene, geboren in 1978, die verblijft in een instelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling telefonisch laten plaatsvinden vanwege de coronamaatregelen. Tijdens de behandeling zijn de betrokkene, haar advocaat mr. H.S.K. Jap A Joe, en de behandelaar gehoord. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich verzet tegen de voortzetting van de crisismaatregel, maar dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel door een psychische stoornis. De advocaat van de betrokkene heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, terwijl de behandelaar de voortzetting heeft bepleit. De rechtbank oordeelt dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het dreigende nadeel af te wenden. De rechtbank verleent daarom de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 25 mei 2020.
De beschikking is mondeling gegeven en later schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.