ECLI:NL:RBMNE:2020:2159

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
C/16/500069 / FA RK 20-2167
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1942. Het verzoekschrift, dat op 1 april 2020 ter griffie is ingekomen, bevatte bijlagen zoals een medische verklaring en een zorgplan. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege coronamaatregelen, waarbij de betrokkene en zijn behandelaar in dezelfde ruimte waren, terwijl de advocaat in een aparte ruimte zat. De rechtbank heeft na de behandeling direct uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een bipolaire-stemmingsstoornis, die leidt tot ernstig nadeel en risico op lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De zorgmachtiging is verleend voor verschillende vormen van verplichte zorg, met uitzondering van het toedienen van vocht en voeding. De machtiging geldt voor de duur van zes maanden, tot en met 22 oktober 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Schroten en schriftelijk uitgewerkt op 6 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/500069 / FA RK 20-2167
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 22 april 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1942 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. J.J.J.L. Maalsté.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 1 april 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 23 maart 2020;
  • de zorgkaart inclusief bijlagen;
  • het zorgplan inclusief bijlagen;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 april 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • de betrokkene, bijgestaan door mr. J.J.J.L. Maalsté,
  • mevrouw [A] , behandelaar.
De betrokkene en de behandelaar waren in dezelfde ruimte. De advocaat van betrokkene bevond zich in een afzonderlijke ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling de ruimte verlaten.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is de mondelinge behandeling bij te wonen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per e-mail een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
De advocaat heeft verklaard dat betrokkene zowel de rechtbank als de advocaat niet lijkt te erkennen. De advocaat verzoekt de rechtbank om zich aan te sluiten bij het standpunt van de behandelaar voor zover dit ziet op de vormen van verplichte zorg. De advocaat refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
De behandelaar heeft gepleit voor een zorgmachtiging. Betrokkene is opgenomen met een crisismaatregel en sindsdien is het psychotisch toestandsbeeld onveranderd gebleven. Betrokkene heeft veel moeite met instanties en is op dit moment ervan overtuigd dat hij getrouwd is met zijn onderbuurvrouw waar hij ook brieven aan schrijft. Een zorgmachtiging is nog steeds nodig om betrokkene te kunnen behandelen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van bipolaire-stemmingsstoornissen.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, met name gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel.
2.6.
Ter toelichting van het voorgaande overweegt de rechtbank het volgende. Er is nog steeds een psychotisch toestandsbeeld te zien waarbij sprake is van achterdocht en waanideeën. Betrokkene is niet te corrigeren in zijn overtuiging. Ook het handelen vanuit psychotische overtuigingen zoals weigeren van adequate medicatie, het lastig vallen van anderen en onvoldoende zelfzorg leidt bij betrokkene nog steeds tot ernstig nadeel.
2.7.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleent daarom een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, met uitzondering van vocht en voeding onder
a. De vormen van verplichte zorg onder
c,
d, en
ezal de rechtbank, gelet op de verklaring van de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling, afwijzen.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 22 oktober 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1942 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 oktober 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 22 april 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Schroten, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 6 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.