ECLI:NL:RBMNE:2020:2152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5106
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens niet zichtbaar zijn gehandicaptenparkeerkaart

Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser had op 4 september 2019 een naheffingsaanslag van € 62,70 ontvangen omdat zijn gehandicaptenparkeerkaart niet zichtbaar achter de voorruit van zijn voertuig was geplaatst. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiser op 7 november 2019 ongegrond, waarna eiser beroep instelde. De zitting vond plaats via Skype in verband met de Coronamaatregelen, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat volgens de geldende parkeerregels de gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar achter de autoruit moet worden geplaatst. De parkeercontroleur had foto’s gemaakt waarop de kaart niet zichtbaar was. Eiser betwistte dit niet, maar stelde dat de kaart door de hitte was losgekomen en op de grond was gevallen. De rechtbank erkende de goede bedoelingen van eiser, maar benadrukte dat de regels strikt worden toegepast om misbruik te voorkomen. Aangezien de kaart niet zichtbaar was, oordeelde de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier D.T. de Winter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5106

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

11 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: R.A. Janmaat).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 4 september 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 62,70.
Bij uitspraak op bezwaar van 7 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2020. In verband met maatregelen in het kader
van de Coronacrisis heeft de zitting plaatsgevonden via Skype. Eiser en
gemachtigde van verweerder hebben aan de Skypezitting deelgenomen.
Na afloop van de Skypezitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Volgens de geldende parkeerregels moet de gehandicaptenparkeerkaart vanaf de buitenkant van het voertuig zichtbaar achter de autoruit worden geplaatst ten tijde van het parkeren van het voertuig. Deze regel wordt streng toegepast. Om misbruik van de gehandicaptenparkeerkaart te voorkomen.
3. De rechtbank stelt vast dat de parkeercontroleur foto’s heeft genomen van het voertuig en dat op geen van deze foto’s de gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar is. Eiser betwist dat ook niet, maar voert aan dat hij de gehandicaptenparkeerkaart achter zijn voorruit had geplakt. Door de hitte is deze losgekomen en op de grond gevallen. Hij verzoekt dan ook om coulance. De rechtbank twijfelt niet aan de goede bedoelingen van eiser, maar de regel is dat de kaart zichtbaar achter de ruit moet liggen om te voorkomen dat (andere) mensen frauderen. Omdat de kaart er niet lag, heeft verweerder terecht de naheffingsaanslag opgelegd. Ook al begrijpt de rechtbank, dat het in de beleving van eiser anders kan zijn.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Partijen zijn op de zitting gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
D.T. de Winter, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.