Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2020 in de zaak tussen
[verzoekster], te [woonplaats] , verzoekers
het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Dat verzoekers een achterstand hebben in de betalingen van de premie voor de zorgverzekering betekent evenmin dat een onomkeerbare medische noodsituatie dreigt. De aanvullende zorgverzekering is stopgezet, maar verzoekers houden hun basisverzekering en zij zijn dan ook verzekerd voor medisch noodzakelijke zorg.
Van andere betalingsachterstanden is niet gebleken. Uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat er maandelijks bijschrijvingen plaatsvinden van de Belastingdienst. Voorts blijkt uit vorenbedoelde e-mailwisseling dat verzoekers een onderhandse lening met familie zijn aangegaan om in bepaalde kosten van levensonderhoud te voorzien.
Gelet op het voorgaande hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat nu een onomkeerbare (financiële dan wel medische) noodsituatie dreigt. De conclusie is dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een spoedeisend belang om de gevraagde voorziening te treffen.
Beslissing
.De beslissing is gedaan op 12 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.