Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- mr. A.H. van der Wal, voornoemd;
- de heer [A] , de bestuurder van [verzoekster] ;
- mevrouw [B] , werkzaam voor [verzoekster] ;
- de heer [verweerder] , voornoemd;
- mr. M.P.H. van Wezel, voornoemd.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn, ingediend door [verzoekster] B.V. tegen [verweerder]. Het verzoek was gericht op verlenging van de ontruimingstermijn van een gehuurde manege/rijhal op het landgoed [naam landgoed]. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 20 december 2019, maar door de coronacrisis verliep de procedure anders dan gebruikelijk, met een digitale zitting op 28 april 2020. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen huurovereenkomst voor de duur van tien jaar tot stand is gekomen, zoals door [verzoekster] werd gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de intentieverklaring van 7 december 2018 niet leidde tot een bindende huurovereenkomst voor langere tijd. De rechtbank concludeerde dat de opzegging van de huurovereenkomst door [verweerder] rechtsgeldig was en dat [verzoekster] niet ontvankelijk was in haar verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen en de ontruimingstermijn vastgesteld op 1 juli 2020, met een huurprijs van € 1.000,-- per maand tot de ontruiming. Tevens werd [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van [verweerder].