ECLI:NL:RBMNE:2020:2114
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer na verkeersgedragingen
Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De zaak betreft de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) aan de eiser, die werd opgelegd na een proces-verbaal van de politie over zijn rijgedrag op 1 september 2019. In dit proces-verbaal werd vastgesteld dat de eiser zich schuldig had gemaakt aan meerdere verkeersovertredingen, waaronder het rijden met een te hoge snelheid en het niet aangeven van richting bij het wisselen van rijstrook. De politie had op basis van deze gedragingen een vermoeden van rijongeschiktheid geuit, wat leidde tot de oplegging van de EMG.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de politie voldoende feitelijke grondslag had voor de conclusie dat de eiser herhaaldelijk verkeersregels had overtreden. De eiser betwistte de bevindingen uit het proces-verbaal, maar de rechtbank oordeelde dat er geen tegenbewijs was geleverd dat de waarnemingen van de verbalisant onjuist waren. De rechtbank benadrukte dat het CBR in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, tenzij er bewijs is dat dit niet klopt.
De rechtbank concludeerde dat de EMG terecht was opgelegd, omdat de eiser herhaaldelijk gedragingen had verricht die in strijd waren met correct rijgedrag. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank gaf aan dat de kosten van de EMG voor iedereen gelijk zijn, zonder ruimte voor een belangenafweging. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.