5.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsstukken
Een verbalisant , tevens senior expert bij de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) van de Landelijke Eenheid, heeft op 18 april 2017 het volgende verklaard:
"
Op dinsdag 4 april 2017, omstreeks 14.30 uur ontving de brandweer Veenendaal de melding dat in een vrijstaand kantoorpand aan de [adres] te [woonplaats] stankklachten waren. (…) Nader onderzoek wees uit dat in diverse ruimtes apparatuur stond welke kon worden gerelateerd aan de productie van (synthetische) drugs. (…) Op deze locatie heb ik op dinsdag 3 april 2017[de rechtbank leest: dinsdag 4 april 2017]
, omstreeks 16.00 uur een onderzoek ingesteld naar het aangetroffen laboratorium. (…)
Omschrijving locatie
Op het perceel [adres] te [woonplaats] staat een vrijstaand kantoorpand bestaande uit een begane grond, parkeerdek en 5 etages welke in gebruik zijn als kantoorpand. Op de begane grond geeft in de centrale hal een deur toegang tot een op de begane grond gelegen bedrijfsruimte. Deze bedrijfsruimte is geregistreerd als [adres] en volgens de naamplaat in de centrale hal is hier het bedrijf ' [bedrijf 1] BV' gevestigd. (…)
Nader onderzoek wees uit dat de ruimtes K (Kookruimte) en D (Droogruimte)vermoedelijk werden gebruikt voor het mengen, verhitten, drogen en vermalen van cafeïne met paracetamol. Het is mij bekend dat een dergelijk mengel wordt gebruikt voor het versnijden van heroïne. In de bedrijfsruimte werden honderden kilo's cafeïne en paracetamol aangetroffen evenals kookketels, granuleermachines, mengmachines en sealmachines.
Ruimte T (Tabletteren) was gebruikt voor het tabletteren van MDMA tabletten. In deze ruimte stond een industriële tabletteermachines met 17 stempel stations. Deze tabletteermachine bevatte restanten roze en groen poeder. Door middel van een kleur reactietest positief getest op 3,4- methyleendioxymetamfetamine (MDMA). In de bedrijfsruimte werden diverse zakken, dozen en meers aangetroffen met gekleurde tabletteer stoffen en tabletten. In totaal meer dan 100 kg aan MDMA houdend tabletteerpoeder en MDMA tabletten. Tevens werden goederen aangetroffen zoals granuleermachines, stofafzuigers, mengmachines, sealmachines, droogkasten e.d. welke waren gebruikt voor de grootschalige productie van MDMA-poeder en/of tabletten.
In de ruimte P (Persen) werd een grote 75 ton pers aangetroffen. Daarbij lagen metalen mallen – matrijzen welke kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van onder andere heroïne of cocaïne blokken. Tevens werd in deze ruimte een grote vacuüm sealmachine aangetroffen met de daarbij behorende vacuüm sealzakken.
In ruimte W (Wassen) werd een opstelling aangetroffen bestaande uit een zelfgemaakt bassin met afvoer. Boven dit bassin hing een sproei installatie en waren slangen met sproeikoppen aanwezig. Tevens werden in deze ruimte een kookketel, opvangketel en een vacuümafscheider met vacuümpomp aangetroffen. Vermoedelijk is deze ruimte gebruikt voor de bewerking-verwerking van opium - morfine en/of heroïne. In de bedrijfsruimte werden chemicaliën zoals azijnzuuranhydride aangetroffen welke kenmerkend zijn voor dergelijke processen. In de bedrijfsruimte werd circa 11 kg aan geperste heroïne aangetroffen."
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft in een rapport van 6 oktober 2017, getiteld "
Onderzoek naar vermoedelijke vervaardiging/bewerking (synthetische) drugs op de locatie [adres] , [woonplaats] , 4 april 2017", onder meer het volgende geschreven:
"
2 Onderzoek ter plaatse
Op 5 april 2017 werd op verzoek van [A] van de LFO (…) assistentie verleend bij een onderzoek naar de vermoedelijke vervaardiging van (synthetische) drugs op de locatie [adres] te [woonplaats] . Samen met medewerkers van de LFO werden de diverse materialen beschreven, gefotografeerd en bemonsterd. De monsters werden voor nader chemisch onderzoek overgebracht naar het NFI.
(…)
4 Vraagstelling
1.
“Bevat het onderzoeksmateriaal substanties die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc)
2.
Is het onderzoeksmateriaal gerelateerd aan de vervaardiging en/of bewerking van (synthetische) drugs?
(…)
8 Conclusie
In het onderzoeksmateriaal is heroïne, morfine, 03- en 06-monoacetylmorfine, codeïne, acetylcodeïne, thebaïne, MDMA, cocaïne, azijnzuuranhydride en MEK aangetoond.
Een deel van het onderzoeksmateriaal past bij de omzetting van morfine in heroïne en bewerken (versnijden) van heroïne. Daarnaast is een deel van het onderzoeksmateriaal kenmerkend voor het bewerken (tabletteren) van MDMA."
Verdachte is meerdere keren door de politie gehoord. Op 6 april 2017 heeft verdachte onder meer verklaard:
"
A: Ik heb [bedrijf 1] al een tijdje. Dit is een BV maar ik ben de enige aandeelhouder. (…) [bedrijf 1] is gevestigd aan de [adres] in [woonplaats] . Ik heb dit gehuurd van de [naam] uit [woonplaats] . (…) Sinds februari kom ik er ongeveer om de week. Om de post te halen.
(…)
V: Wat heeft u gehuurd van het bedrijf?
A: Het voorste deel van het magazijn, voor de tussenwand, en het kantoorpand op de tussenverdieping. (…) Voor ik het pand huurde was het pand helemaal leeg. Alles wat er staat is van mij of van die meneer die mij hielp. (…) Er staan ook twee vrachtwagens en een heffer. Die zijn van mij. (…) [bedrijf 1] heeft die vrachtwagens aangekocht met geleend geld.
Ik heb aardig wat schulden ja. (…) Als ik een schatting moet doen zal het 100.000 of 150.000 euro zijn. (…) Als je een bedrijf op wil starten zal je moeten investeren. (…)
V: Wat is de huur van het pand?
Ongeveer 5000 euro per maand. Er kwam nog geen geld binnen in het bedrijf, maar dat zou nu eindelijk gaan gebeuren.
V: Wat betaalt degene waar u mee samen werkt?
A: Die betaalt niks. Er zou handel komen. (…)
O: Afgelopen maandag was u nog in het magazijn
A: Ja (…)
O: (…) u gaf aan dat het eerst een lege ruimte was, maar nu waren er ingebouwde ruimtes.
A: Ja, dat klopt. Dat waren koelruimtes. Ik ben na binnenkomst links binnen in de koelruimte geweest. Die was in aanbouw. Dat waren er twee naast elkaar.
."
In een nader verhoor op 13 april 2017 heeft verdachte onder meer verklaard:
"
V: Maak jij van meerdere mobiele telefoons gebruik?
A: Ja er ligt nog een telefoon in de auto.
(…)
V: Maakt u ook gebruik van die telefoon?
A: (…) Verder SMS ik met deze telefoon naar de persoon waar ik de telefoon van gekregen heb. Dat is de voornaamste manier waarmee ik contact met die persoon heb. Dit is de persoon die ook gebruik maakt van de loods. Ik heb hem ook wel gebeld maar dan nam hij nooit op. We Sms’ten en hij kwam regelmatig bij mij langs bij mijn woning. Dat is een keer per week of een keer per twee weken.
(…)
O: Je hebt verklaard dat jij afgelopen maandag nog in [woonplaats] op de [adres] was geweest.
V: In welke delen van het bedrijf ben jij toen geweest?
A: (…) Ik ben verder met een meneer van de verhuurder in de loods geweest. (…) Toen ik daar aankwam werd er open gedaan door een monteur die daar was om de lekkage op te lossen. Ik heb die monteur daar vaker gezien om dingen op te lossen. (…) Deze monteur was door de persoon die mijn loods gebruikt aan mij voorgesteld als zijnde de klusjes man. (…) Buiten de klusjesman was er nog een oudere man aanwezig. Die heb ik daar wel vaker gezien.
(…)
V: Hoe lang huurde jij de bedrijfsruimte aan de [adres] te [woonplaats] ?
A: Dat is vanaf juni of juli 2016.
(…)
V: Wie is/zijn de personen die zich bezig hebben gehouden met het vervaardigen van deze diverse drugs (hard en soft) in de loods die door jou gehuurd wordt?
A: De meneer wiens naam ik niet durf te noemen en ik denk de klusjesman en de andere lange man. Misschien ook nog wel andere mensen.
(…)
V: Hoeveel voertuigen heb jij op naam staan?
A: Twee vrachtwagens en die bus staan op naam van [bedrijf 1] BV. (…)
V: Wie maken er allemaal gebruik van jouw bestelwagen?
A: Die wordt onder andere door die meneer geregeld opgehaald.”
Op 16 mei 2017 heeft verdachte voorts verklaard:
(…)
V: Hoe is de aankoop van de Renault Master gegaan?
A: Ja. Die is cash betaald.
(…)
V: Door wie is deze Renault Master gekocht?
A: [bedrijf 1] , op naam van [bedrijf 1] .
V: Wie zijn er bij de aanschaf van de Renault Master geweest?
A: Ik ben er geweest met nog iemand. .
(…)
V: Wie heeft de palletwagen aangeschaft, die in de bedrijfsruimte werd aangetroffen?
A: Die is door [bedrijf 1] aangeschaft.”
Als bijlage bij een proces-verbaal van 17 mei 2017 is een factuur opgenomen waaruit blijkt dat de koopsom van voornoemde Renault Master € 9.500 bedroeg.
Op 7 april 2019 heeft de politie de woning van verdachte doorzocht. Bij die doorzoeking is onder andere een ordner in beslag genomen met het opschrift [bedrijf 1] 2017 (met beslagnummer B02.03.001.014).Verbalisant [verbalisant 1] heeft over de inhoud van deze ordner onder meer verklaard:
"
Ik zag in een ordner met het opschrift [bedrijf 1] 2017 (nummer beslag: B02.03.001.014) een tweetal facturen van het bedrijf [bedrijf 2] . De eerste factuur was van 22 februari 2017 en gericht aan [bedrijf 1] BV, de heer [verdachte] [adres] te [woonplaats] . Op deze factuur stond onder andere een roerwerk, een poeder toevoer hopper, een IBC verwarmingsjacket en een IBC container. Het totaalbedrag op deze factuur was € 6.834,94 en dit bedrag werd volgens de factuur contact voldaan."
Verdachte heeft hierover op 20 juni 2017 verklaard:
"
O: De goederen die bij [bedrijf 2] zijn besteld via de mail.
V: Wat kan jij daarover verklaren?
A: Hij, de man waarvan ik de naam niet wil noemen, die is bij mij thuis geweest. Ik ben samen met hem op de computer/het internet gekomen op de site van [bedrijf 2] . Hij heeft mij laten zien welke goederen ik moest bestellen. En zo kon ik de bestelling via de mail doen. (…)
V: Wat weet jij van het ophalen van deze bestelde goederen bij [bedrijf 2] in [woonplaats] ?
A: Dat dat door hem gedaan is, want dat heeft hij tegen mij verteld. (…)
V: Hoe zijn deze goederen betaald?
A: Hij heeft dat cash betaald. Dat heeft hij tegen mij gezegd."
Naast verdachte heeft de politie ook diverse getuigen gehoord. Een van die getuigen is de heer [getuige 1] , die namens [naam] optrad als de beheerder van het pand [adres] . [getuige 1] heeft onder meer verklaard:
"
De bedrijfsruimte en het kantoor op de tussenverdieping is per 1 juli 2016 verhuurd aan [bedrijf 1] B.V. Alle contacten, dus ook de ondertekening, verliepen via [verdachte] . (…) De bedrijfsruimte en kantoorruimte zijn leeg opgeleverd. (…) [bedrijf 1] B.V. ( [verdachte] ) zou in het pand een bedrijf starten met energydrank en die drank zou heten: Cannabis.
(…)
Ik heb een paar maanden na oplevering ontdekt dat er ander slot (cilinder) was geplaatst in de deur die toegang geven tot de kantoorruimte op de tussenverdieping. (…) Daarna is het mij een keer opgevallen dat ook de zijdeur een ander slot had en weer later merkte ik dat de deur van de hal naar de bedrijfsruimte ook was gewijzigd.
(…)
Dinsdag 4 april 2017 om 13.15 uur kreeg ik telefonisch een melding van [B] van [bedrijf 3] de klacht dat er azijnlucht werd geroken. (…) Ik vergat te vermelden dat (…) [B] mij meldde dat ze door de met folie afgeplakte deur tussen hal en bedrijfshal dacht gezien te hebben dat er zich iemand in de bedrijfshal bevond. De ruit in die deur is normaal gesproken helder glas maar sinds [verdachte] huurde afgeplakt met matte folie. De zijlichten van de deur zijn afgeplakt met vuilniszakken. Dit is sinds dat [verdachte] de ruimte huurt en door hem gedaan.
(…)
De brandweer vroeg mij of er in een ruimte azijn aanwezig was. We veronderstelden dat het uit de bedrijfshal kon komen en toen heb ik [verdachte] gebeld. [verdachte] vertelde mij dat er ammonium, ammoniak en azijn stond.
(…)
De huurovereenkomst inzake [adres] is bij het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] gevoegd.Hieruit blijkt dat de huur op 1 juli 2016 is aangevangen en dat de huurprijs (inclusief voorschot) € 5.307,62 per maand bedroeg.
De politie heeft voorts onderzoek gedaan naar de bankrekening van [bedrijf 1] B.V. De betreffende verbalisant heeft op 1 augustus 2017 onder meer het volgende verklaard hierover:
"
Op 5 juli 2017 werd (…) bij de ING bank over de periode gelegen tussen 10 juni 2016 en 6 april 2017, de gegevens opgevraagd van het rekeningnummer [rekeningnummer] . Deze rekening stond op naam van [verdachte] ( [bedrijf 1] BV). Uit de ontvangen bankgegevens bleek dat er een aantalkasstortingen waren gedaan bij de ING/Breukelen en wel op de volgende data:
01-08-2016 een bedrag van 5350,-- Euro
02-09-2016 een bedrag van 7300,-- Euro
22-09-2016 een bedrag van 8000,-- Euro
28-09-2016 een bedrag van 2300,-- Euro
27-10-2016 een bedrag van 1000,-- Euro
14-11-2016 een bedrag van 2000,-- Euro
10-03-2017 een bedrag van 10000,- Euro
13-03-2017 een bedrag van 8000,-- Euro
17-03-2017 een bedrag van 2000,-- Euro
17-03-2017 een bedrag van 7500,-- Euro
03-04-2017 een bedrag van 1700,-- Euro
Totaal werd er in de genoemde periode een bedrag van55.150,--euro gestort op het rekeningnummer [rekeningnummer] ."
Op de zitting van 25 mei 2020 heeft verdachte onder meer verklaard:
"
(…) Als ik daar kwam deden zij de deur open. Ik heb nooit de sleutel die ik had gebruikt om het pand in te komen. (…) Ik deed zaken met [medeverdachte] . (…) Ik heb meer dan € 300.000 eigen geld in [bedrijf 1] gestoken. ."
Interpretatie van de bewijsstukken
Het aantreffen van het laboratorium
Op 4 april 2017 werden in de bedrijfshal van een pand aan de [adres] in [woonplaats] een laboratorium voor de productie van harddrugs en (aanzienlijke) hoeveelheden heroïne, XTC en cocaïne aangetroffen. Uit het hiervoor genoemde proces-verbaal van de verbalisant van de LFO blijkt dat in de bedrijfshal vijf verschillende ruimten waren gemaakt die ieder voor zich een doel dienden binnen het productieproces. Gelet op de aangetroffen apparatuur en chemische middelen en stoffen en het onderzoek daarvan door het NFI, stelt de rechtbank vast dat het laboratorium werd gebruikt voor de grootschalige productie en verwerking van heroïne en XTC/MDMA. Gelet op de verklaringen van verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat medeverdachte [medeverdachte] degene was die zich met de productie van voornoemde harddrugs bezighield samen met een of meer onbekend gebleven personen. Nu uit de verklaring van getuige [getuige 1] en uit de huurovereenkomst blijkt dat de bedrijfshal met ingang van 1 juli 2016 door [bedrijf 1] B.V., het bedrijf van verdachte, is gehuurd, neemt de rechtbank die datum als aanvangsdatum voor de periode waarin de productie heeft plaatsgevonden.
Medeplichtigheid verdachte
De rechtbank zal vervolgens eerst de vraag moeten beantwoorden of verdachte medeplichtig is geweest bij de productie van XTC/MDMA zoals hem onder 1 primair ten laste is gelegd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op het verrichten van de medeplichtige handeling (hier: het verschaffen van gelegenheid en middelen) en daarnaast op het gepleegde misdrijf (hier: de productie van synthetische drugs). Niet nodig is dat het opzet van de medeplichtige ook moet zijn gericht op de precieze wijze waarop het misdrijf wordt begaan. Een voldoende verband tussen het opzet van de medeplichtige en het door de daders begane misdrijf volstaat.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval aan beide vereisten is voldaan.
In de eerste plaats heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk gelegenheid en middelen verschaft aan de daders voor de productie van (onder meer) XTC/MDMA. Uit de bewijsstukken blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op zoek is gegaan naar een geschikte bedrijfsruimte om te huren. Vervolgens heeft verdachte (via zijn vennootschap [bedrijf 1] B.V.) de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [woonplaats] gehuurd en welbewust ter beschikking gesteld aan [medeverdachte] . De huur van deze bedrijfsruimte was een onmisbare schakel voor het kunnen vestigen van het laboratorium. Vervolgens heeft verdachte op verzoek van [medeverdachte] online onder meer een poeder toevoer hopper en een roeras besteld, voorwerpen die specifiek gebruikt worden voor de productie van synthetische drugs zoals XTC/MDMA.
In de tweede plaats acht de rechtbank ook het opzet op het misdrijf zelf bij verdachte aanwezig. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden:
- i) verdachte heeft een grote bedrijfsruimte met bovenliggende kantoorruimte gehuurd tegen een aanzienlijke huurprijs (€ 5.307,62 per maand) en heeft die ruimte vervolgens geheel ter beschikking gesteld aan een ander, zonder dat daar enige (financiële) tegenprestatie van die ander tegenover stond;
- ii) verdachte heeft steeds wisselende verklaringen afgelegd over waar de gehuurde bedrijfsruimte voor gebruikt zou worden en in welke zaken men zou gaan handelen. Zo heeft hij tegen vastgoedbeheerder [getuige 1] gezegd dat de ruimte zou worden gebruikt voor de handel in Cannabis energydrank en later dat in groente en fruit zou worden gehandeld. Tegen de politie heeft verdachte verklaard dat het zou gaan om de im- en export van wijn en dat er ook een grote hoeveelheid koffie zou zijn ingekocht. Op de zitting van 25 mei 2020 heeft verdachte vervolgens (voor het eerst) verklaard dat het gehuurde gebruikt zou worden voor de handel in een drank bestaande uit een mengsel van wijn en cola;
- iii) verdachte heeft verklaard na aanvang van de huur eerst maandenlang niet of nauwelijks bij het gehuurde te zijn geweest. Pas vanaf februari 2017 is dit veranderd en toen is verdachte om de week naar het pand gegaan om de post op te halen. Hij is naar eigen zeggen enkel het pand binnengegaan als anderen voor hem de deur open deden (terwijl hij zelf de huurder was en een sleutel had ontvangen). Dat blijkt ook uit de verklaring van [getuige 2] over de gang van zaken na de eerste melding van een lekkage op 3 april 2017. Dit is - mede gezien de toenmalige moeilijke financiële situatie van verdachte - geen logisch zakelijk gebruik van een groot en prijzig gehuurd pand;
- iv) alle sloten van het gehuurde pand zijn binnen enkele maanden na aanvang van de huur door een ander dan verdachte vervangen, waarbij verdachte zegt dat hij daarna niet heeft gecontroleerd of hij met zijn sleutel nog wel bij de door hemzelf gehuurde bedrijfsruimte naar binnen kon;
- v) na aanvang van de huur is de deur die vanuit de hal van binnenkomst naar de bedrijfsruimte leidt afgeplakt met matte folie en vuilniszakken;
- vi) verdachte heeft zeer specifieke goederen, waaronder de poeder toevoer hopper en roeras besteld op verzoek van [medeverdachte] tegen een aanzienlijke koopprijs (€ 6.834,94), zonder zich na te gaan waar die goederen voor zouden worden gebruikt; verdachte wist dat dezegoederen contant zijn betaald;
- vii) Daarnaast heeft verdachte/ [bedrijf 1] B.V. in dezelfde periode ook een autobus van het merk/type Renault Master aangeschaft tegen contante betaling van een bedrag van € 9.500; Deze bus werd ook door [medeverdachte] gebruikt;
- viii) verdachte heeft van [medeverdachte] een aparte telefoon gekregen met de instructies om onderling alleen met die telefoon te communiceren en dan alleen per SMS;
- ix) verdachte/ [bedrijf 1] B.V. heeft aanzienlijke bedragen geïnvesteerd , zonder dat daar enige inkomsten tegenover stonden. Zo zijn twee vrachtwagens, een palletwagen en de autobus aangeschaft. In de betrokken periode zijn grote contante bedragen gestort op de bankrekening van [bedrijf 1] B.V. Het gaat in totaal om € 55.150 over een periode van 8 maanden.
- x) Ook na negen maanden bestond er nog geen concreet zicht op inkomsten uit handel, terwijl verdachte naar eigen zeggen op dat moment inmiddels circa
€ 300.000 in het bedrijf had geïnvesteerd;
( xi) na de melding van stankoverlast op 4 april 2017 heeft verdachte tegen [getuige 1] verklaard dat zich in de bedrijfsruimte ammonium, ammoniak en azijn bevond. Hiervan was verdachte dus (kennelijk) wel op de hoogte.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, duiden op het plaatsvinden van illegale activiteiten. Meer in het bijzonder wijzen deze feiten en omstandigheden – gelet met name op de aard en omvang van het gehuurde, de specifieke apparatuur die werd aangeschaft en de aanwezige chemische middelen (waar verdachte van wist) – op drugsgerelateerde feiten. Dat lag des te meer voor de hand gelet op de aanzienlijke bedragen die werden geïnvesteerd in het bedrijf van verdachte, [bedrijf 1] B.V., dat feitelijk werd geleid door [medeverdachte] en dat tot dusver geen enkele (legale) omzet genereerde. Verdachte heeft er evenwel voor gekozen om maandenlang niet of nauwelijks in het door hem gehuurde pand aanwezig te zijn, alleen het pand te betreden als hij door anderen werd binnen gelaten en zich verder niet met de bedrijfsvoering te bemoeien. Met die handelwijze heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er in de door hem gehuurde bedrijfsruimte harddrugs werden geproduceerd. Dat brengt de rechtbank tot de slotsom dat er bij verdachte voorwaardelijk opzet was op het door de daders gepleegde misdrijf.
De rechtbank ziet echter onvoldoende bewijs in het dossier dat verdachte medeplichtig is aan de productie van cocaïne zoals onder 1 primair ook ten laste is gelegd. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de aangetroffen cocaïne ook ter plaatse werd verwerkt.. In zoverre zal verdachte hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht verdachte op grond van de bewijsstukken en de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn genoemd wel medeplichtig aan het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen cocaïne.