ECLI:NL:RBMNE:2020:2089
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen verbod op verkoop van lachgas in horecagelegenheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 mei 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een B.V. die sinds 2007 een horecagelegenheid exploiteert in Veenendaal, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester dat een voorschrift aan haar exploitatievergunning toevoegt. Dit voorschrift verbiedt de verkoop van lachgas in haar horecagelegenheid, met ingang van 1 februari 2020. Verzoekster stelt dat het besluit niet rechtmatig is, omdat de burgemeester niet bevoegd zou zijn om dit voorschrift op te leggen en dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening noodzakelijk maakt. Verzoekster heeft onvoldoende aangetoond dat de continuïteit van haar onderneming in gevaar komt door het verbod op de verkoop van lachgas. Bovendien is het besluit van de burgemeester niet evident onrechtmatig, aangezien deze bevoegdheid heeft op grond van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat verzoekster tot de beslissing op het bezwaar geen lachgas mag verkopen.