Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties 1 t/m 38 is op 15 mei 2020 bij [gedaagde] bezorgd,
- [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord toegezonden met eis in reconventie en de producties AA t/m CD,
- de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 mei 2020. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Omdat [gedaagde] niet bij de zitting aanwezig is geweest heeft de kantonrechter hem de gelegenheid gegeven om schriftelijk op het proces-verbaal te reageren. Van die gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.
2.De feiten
3.De wederzijdse vorderingen
4.De beoordeling van de vorderingen van [eiser]
schriftelijkeen redelijk renovatievoorstel doet. De huurder is verplicht om mee te werken aan de renovatie, als het voorstel van de verhuurder redelijk is, onverminderd zijn aanspraak op vermindering van de huurprijs, ontbinding van de huurovereenkomst en schadevergoeding (artikel 7:220 lid 1 en 2 BW).
).Anderzijds is het aan [eiser] om als goed verhuurder zijn - in deze procedure herhaalde - aanbod om voor de duur van de werkzaamheden aan het gehuurde een andere kamer in het pand, nummer 14, te betrekken, gestand te doen. [gedaagde] heeft in reconventie gevraagd om [eiser] te veroordelen hem vervangende woonruimte aan te bieden, waarbij hij opmerkt dat hij een aanbod van kamer 14 in het pand zal accepteren. Hij heeft geen bezwaar gemaakt tegen betaling van de door [eiser] voorgestelde huurprijs voor die kamer ter hoogte van € 655,00 per maand.
- € 83,00 griffierecht;
- € 100,89 explootkosten;
- € 720,00 salaris gemachtigde.
5.De beoordeling van de tegenvorderingen van [gedaagde]
onzelfstandige woonruimte huurt kan hij geen aanspraak maken op het wettelijk minimumbedrag. Wel kan worden aangenomen dat [gedaagde] in verband met de renovatie genoodzaakt was te verhuizen. [gedaagde] heeft zijn daadwerkelijk gemaakte verhuiskosten onvoldoende onderbouwd, door het overzicht dat [gedaagde] heeft gemaakt van de totale schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de renovatie (een bedrag van € 42.000,00 (productie BB)). Bij de vraag welke bijdrage in dit geval redelijk zou zijn, spelen bovendien alle omstandigheden van het geval een rol, waaronder ook de omstandigheid dat [eiser] [gedaagde] kort na aanvang van de werkzaamheden heeft aangeboden de kamer in één dag weer voor bewoning geschikt te maken en dat [eiser] [gedaagde] nadien nog diverse malen een vervangende kamer in het pand heeft aangeboden (de kamers 1 en 14), hetgeen [gedaagde] keer op keer heeft afgewezen. Deze kwestie leent zich daarom niet voor behandeling in kort geding. Dit onderwerp zal zonodig in een bodemprocedure aan de orde moeten komen. Ook dit deel van de vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
6.De beslissing
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;