ECLI:NL:RBMNE:2020:2083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/16/502311 / FA RK 20-3034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 mei 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek om zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1947, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft het verzoek behandeld na een schriftelijke instemming van de betrokkene met de zorgmachtiging en de verzochte vormen van verplichte zorg. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats in verband met de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met een vermoeden van een autistiforme stoornis of een schizoïde persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank oordeelde dat er ernstig nadeel kan ontstaan zonder verplichte zorg, waaronder risico op ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft de verzochte zorg onder a, het toedienen van vocht, voeding en medicatie, toegewezen, maar de verzoeken om opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid afgewezen. Dit omdat er geen medische verklaring was die de noodzaak van opname onderbouwde.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de bepaling dat de zorg alleen ambulant mag worden toegepast. De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.A.A. van Kalveen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. Y. van der Linden. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/502311 / FA RK 20-3034
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 27 mei 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1947, te [geboorteplaats]
wonende en verblijvende te [adres] , [postcode] [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E.E. Weiland.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 29 april 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ.
1.2.
Daartoe uitgenodigd door de rechtbank heeft betrokkene heeft op 14 mei 2020 via haar advocaat aan de rechtbank laten weten dat zij instemt met de zorgmachtiging en de verzochte vormen van verplichte zorg. Daarnaast heeft de advocaat laten weten dat betrokkene instemt met een schriftelijke afhandeling.
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek van de officier en heeft, vanwege een vraag die bij de rechtbank is gerezen na bestudering van het verzoek, besloten de zaak mondeling op zitting te behandelen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de onafhankelijk psychiater de vorm van verplichte zorg ‘opname in een accommodatie’ niet noodzakelijk acht, terwijl de officier dit wel heeft verzocht. De rechtbank heeft op 25 mei 2020 de officier gevraagd dit verschil toe te lichten, hetzij door aanwezigheid bij de telefonische zitting hetzij per email.
1.4.
De officier heeft op 25 mei 2020 per email een toelichting gegeven op de vraag van de rechtbank. De officier stelt, ‘in casu is in het zorgplan aangegeven – kort gezegd – dat de insteek van de behandeling van betrokkene is om deze ambulant te laten plaatsvinden, maar opname mogelijk moet zijn indien de behandeling ambulant stagneert. De geneesheer-directeur heeft zich hierbij aangesloten en ook het OM heeft zich hierbij in het verzoekschrift aangesloten door ‘opname in een accommodatie’ op te nemen als verplicht zorgelement. Het is voor het OM onbekend waarom de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld dit zorgelement niet heeft aangekruist. De bevindingen van de geneesheer-directeur zijn voor het openbaar ministerie echter leidend bij de op te nemen verplichte zorgelementen in het verzoekschrift, niet de medische verklaring (uitzonderingen daargelaten).’
Aangezien de officier per email een toelichting heeft gegeven, zal zij niet bij de mondelinge behandeling verschijnen.
1.5.
De advocaat van betrokkene heeft de rechtbank voorafgaand aan de mondelinge
behandeling laten weten dat betrokkene een mondelinge behandeling als extreem belastend
ervaart. Aangezien betrokkene per email heeft laten weten akkoord te zijn met het verzoek en
de vraag van de rechtbank niet concreet aan mevrouw zelf is gericht, acht de rechtbank het
niet noodzakelijk en onnodig belastend voor betrokkene om deel te nemen aan de mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 mei 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen door zo min mogelijk naar buiten te gaan heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
- mw. [A] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige,
- mr. E. Weiland, de advocaat.
Alle personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes.
De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.6.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en spoedig aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder een kennisgeving mondelinge uitspraak per beveiligde email verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
toelichting: het betreft het oraal innemen van antipsychotica in de ambulante situatie. Indien opname noodzakelijk is geldt het toedienen van medicatie tevens klinisch, waarbij het gaat om zowel antipsychotica als zo nodig sedativa, conform de richtlijn. In eerste instantie orale toediening, indien geen andere mogelijkheid dan intramusculair.
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
toelichting: alleen in combinatie met opname;
j. opnemen in een accommodatie;
toelichting: alleen indien er in de ambulante situatie geen mogelijkheden meer zijn het ernstig nadeel af te wenden.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. De rechtbank leidt uit het verzoek af dat de vorm van verplichte zorg onder a ook bedoeld is om ambulant toe te passen; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De vertegenwoordiger van de zorgaanbieder heeft ter zitting verklaard dat zij van psychiater [B] heeft vernomen dat de onafhankelijk psychiater vergeten is bij ‘opname’ een kruisje te zetten. De instelling wenst de opname achter de hand te hebben voor het geval betrokkene haar medicatie niet neemt. De instelling verwacht niet dat een opname op korte termijn noodzakelijk zal zijn.
2.3.
De advocaat van betrokkene heeft namens betrokkene verklaard dat ze niet opgenomen wil worden. Desalniettemin is een machtiging noodzakelijk om te voorkomen dat betrokkene gaat twijfelen aan de noodzaak van de medicatie. Zolang zij een machtiging heeft, weet ze dat ze de medicatie moet blijven slikken om te voorkomen dat ze wordt opgenomen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, differentiaal diagnostisch bestaat het vermoeden op een autistiforme stoornis dan wel trekken passend bij een schizoïde persoonlijkheidsstoornis.
2.5.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
Er is bij betrokkene sprake van gering ziektebesef en afwezig ziekte-inzicht. Betrokkene heeft als aanhoudende wens verlaging van medicatie en bagatelliseert de gevolgen van de eerdere episodes.
Gelet hierop is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.7.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vorm van zorg onder a toe te wijzen. Deze vorm van verplichte zorg kan alleen ambulant worden toegepast.
De verzochte vormen van zorg onder b en j wijst de rechtbank af. Ondanks dat vanuit de instelling naar voren is gebracht dat het niet aankruisen van ‘opname in een accommodatie’ door de onafhankelijk psychiater een fout is, kan de rechtbank niet voorbij gaan aan deze mogelijke vergissing. Ook de toelichting van de officier acht de rechtbank niet toereikend om over dit juridische gebrek heen te stappen. Zonder een medische verklaring gericht op opname kan het verzoek voor die vorm van verplichte zorg niet worden toegewezen. Artikel 5 EVRM vereist namelijk –kort samengevat- dat aan een gedwongen opname in een psychiatische instelling in ieder geval een verklaring van een psychiater over de noodzaak van een opname ten grondslag ligt. Bovendien heeft de instelling ter zitting naar voren gebracht dat niet verwacht wordt dat mevrouw op korte termijn wordt opgenomen in een accommodatie. Ook het beperken van de bewegingsvrijheid kan niet worden toegewezen, aangezien die volgens het verzoekschrift alleen bij opname zal worden toegepast. Indien de instelling genoodzaakt is over te gaan tot opname, bestaat de mogelijkheid tot indiening van een verzoekschrift tot uitbreiding van de zorgmachtiging conform artikel 8:12 Wvggz.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.8.
Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De verzochte verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.10.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank deels voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging met de toe te wijzen vorm van verplichte zorg zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1947, te [geboorteplaats] voor de volgende vormen van verplichte zorg, zoals verzocht onder 2.1:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
en
bepaalt dat deze zorg alleen ambulant mag worden toegepast;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 27 november 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 27 mei 2020 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Y. van der Linden als griffier, en op 3 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.