Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
€ 2.130,- (€ 1.050,- + € 1.080,-).
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.R. Lambooy, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat hem geen uitkering toekende op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De rechtbank heeft eerder op 22 november 2019 een tussenuitspraak gedaan, waarin verweerder de gelegenheid kreeg om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter besloten geen gebruik te maken van deze mogelijkheid.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die in totaal € 2.130,- bedragen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de kosten van een door eiser ingeschakeld psychiater voor vergoeding in aanmerking komen.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.