8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een veelvoud van vervelende en ernstige feiten. Hij heeft (regelmatig met een ander) goederen van anderen gestolen, geprobeerd te stelen of geheeld. Hiermee heeft hij schade en overlast veroorzaakt en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen.
In het geval van de diefstal van twee telefoons is gebruik gemaakt van (bedreiging met) geweld. Beide slachtoffers waren nog jonger dan verdachte. Het moeten voor de slachtoffers hele nare ervaringen zijn geweest. Verdachte heeft ook goederen van anderen weggemaakt of vernield en daarmee wederom schade en overlast veroorzaakt. Tevens heeft verdachte getracht iemand op te lichten. Door op listige wijze te handelen heeft hij het vertrouwen van een koper via Marktplaats geschonden. Verdachte heeft zijn eigen financiële gewin vooropgesteld. Tot slot heeft verdachte, notabene toen zijn voorlopige hechtenis was geschorst, opnieuw delicten gepleegd. Hij bood - terwijl hij zich had onttrokken aan een civielrechtelijke plaatsing - drugs te koop aan in een tram, verzette zich (wederom) tegen een aanhouding en beledigde opsporingsambtenaren. De aard van de feiten, de hoeveelheid en de opbouw in zwaarte van de delicten, in combinatie met de jeugdige leeftijd van verdachte baren de rechtbank ernstige zorgen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 30 april 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte op 14 juni 2019 door de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam is veroordeeld wegens opzetheling.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het advies van de psychiater in het hiervoor onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapport. De psychiater geeft aan dat het risico op recidive hoog is, wanneer er niet geïntervenieerd wordt. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig bij verdachte, mogelijk een ontluikende motivatie voor verandering.
Een langdurige plaatsing binnen een JJI lijkt niet gunstig te zijn voor zijn ontwikkeling
vanwege de kans op verharding, die mede door de beïnvloedbaarheid en het gebrek
aan eigen identiteit groot is, temeer daar er een leeftijdsverschil bestaat tussen verdachte
en de gemiddelde andere jongere binnen een jeugdinrichting. Een terugplaatsing naar
huis is niet haalbaar. Daarom pleit de psychiater voor een plaatsing binnen een jeugdzorginstelling. Eerdere plaatsingen binnen (gesloten) jeugdzorg zijn niet goed gelukt en
verdachte heeft zich vele keren onttrokken. Het is verdachte duidelijk dat een eventuele nieuwe plaatsing voor hem een ultieme en laatste kans biedt. Binnen die plaatsing zal er rust gecreëerd moeten worden zodat verdachte kan toekomen aan (een inhaalslag binnen) zijn ontwikkelingstaken. Deze taken zijn cognitief, sociaal, en moreel van aard, en daarmee gericht op het verminderen van de normoverschrijdende gedragsstoornis. Naast deze algemene, op ontwikkelingstaken gerichte, elementen dient er ook aandacht te zijn voor meer specifieke behandeling; vooral gericht op de symptomen passend bij ADHD (medicatie, psycho-educatie en planning- en organisatie vaardigheden), PTSS (psychotherapie, gericht op trauma) en de vocale tic-stoornis (veelal middels cognitieve gedragstherapie). Het gebruik van cannabis lijkt bij verdachte een functie te hebben ten behoeve van de kenmerken van ADHD en PTSS, maar kan ook een eigenstandig probleem worden. Dit kan door middel van verslavingszorg behandeld worden indien er enige mate van (intrinsieke of extrinsieke) motivatie aanwezig is. De psychiater adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Aangegeven wordt dat het echter allerminst zeker wordt geacht dat dit afdoende zal blijken te zijn én te blijven. Zijn voorkeur voor een voorwaardelijk kader bestaat deels omdat een stevig juridisch kader in voorwaardelijke zin niet eerder is geprobeerd, deels ook vanwege de leeftijd van verdachte, het leeftijdsverschil in vergelijking met een ‘gemiddelde PIJ-jongere’ en vanwege de plaatsing in een minder ‘delinquent milieu’.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de adviezen van de psycholoog in de hiervoor onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapportages. De psycholoog schat de kans op recidive van een vermogensdelict als hoog en de kans op gewelddadige recidive als laag in. Aanvankelijk adviseerde zij in haar rapport van 22 november 2019 een strak lik-op-stuk beleid waarbij zou worden toegewerkt naar een plaatsing bij de moeder van verdachte, maar zij heeft dit advies in haar rapport van 11 mei 2020 bijgesteld. Volgens de psycholoog ervaart verdachte dit perspectief als onvoldoende houvast. Hij lijkt niet te verdragen dat hij zich een langere periode moet inzetten en dan niet meteen beloond wordt. De psycholoog concludeert dat verdachte in behandeling zal moeten werken aan een betere impulsregulatie, meer zelfredzaamheid en een verbeterde persoonlijke hygiëne. Gekeken zal moeten worden of er betreffende de aandachtsregulatie beter passende medicatie gevonden kan worden. Daarnaast lijkt het zinvol om een behandeling voort te zetten op de traumata van verdachte. Verder zal behandeling zich moeten richten op het meer sociaal weerbaar maken van verdachte en het zich meer gaan aanpassen aan geldende normen, waarden en eisen. Een en ander wordt geadviseerd binnen een PIJ-maatregel. Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat er wat betreft de psychopathologie en disfunctioneren van verdachte sprake is van het vastlopen op meerdere levensterreinen. De mate van disfunctioneren is ernstig. Er is forse inzet nodig om de gedragsstoornis te verminderen. Bij verdachte zijn ontwikkelings-mogelijkheden aanwezig, hoewel hiervoor langdurige behandeling noodzakelijk wordt geacht. Het sociaal netwerk van verdachte is onvoldoende in staat hem in zijn gedrag te reguleren. De vele pogingen tot behandeling in meer vrijwillig kader en een civielrechtelijk kader hebben onvoldoende effect gehad. Alternatieve trajecten worden als onvoldoende toereikend gezien. Volgens de psycholoog lijkt een voorwaardelijk kader verdachte de mogelijkheid te bieden een laatste kans aan te grijpen, wat hem meer zal motiveren de behandeling af te ronden, maar aan de andere kant lijkt de gebrekkige ontwikkeling van verdachte van invloed op de mogelijkheden om de behandeling vol te houden en zal hij snel geneigd zijn te recidiveren. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat verdachte zelf geen reden voor behandeling ziet. Hoewel sprake is van twijfel, gezien de leeftijd van verdachte en het willen bieden van een laatste kans, adviseert de psycholoog een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van de Raad d.d. 17 mei 2020. De Raad schrijft dat verdachte een zeer belast verleden heeft, waarbij hij weinig voorspelbaarheid en stabiliteit heeft gekend. Hij heeft afwisselend in Nederland en Marokko gewoond en heeft mogelijk daardoor niet goed geleerd om sociale contacten (op school/in de buurt) te onderhouden en te behouden, omdat hij steeds afscheid moest nemen. In de thuissituatie is er sprake van huiselijk geweld geweest, waar verdachte getuige van is geweest en er is nog steeds sprake van echtscheidingsproblematiek. Verdachte voelt zich onveilig bij- en gemanipuleerd door zijn vader. Zijn vader zoekt toenadering en wijst verdachte vervolgens af. De moeder van verdachte heeft geen grip op verdachte. Hij trekt zijn eigen plan, pleegt delicten, laat zich niet corrigeren of begrenzen en heeft geen ontzag voor autoriteiten. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat verdachte in de gesloten jeugdzorg is geplaatst. Ondanks zijn jonge leeftijd lijkt ook het hele voorarrest en het strafproces weinig indruk op hem te maken. Door de onvoorspelbaarheid die verdachte jarenlang heeft gekend lijkt hij zich wellicht veilig te voelen bij de structuur die iedere keer werd geboden tijdens zijn detentie. Ook tijdens zijn verblijf in de [verblijfplaats] doet hij het goed en laat hij zich aansturen. Het strakke regime in een JJI lijkt goed bij verdachte aan te sluiten en hij lijkt er in te gedijen. De Raad schrijft dat verdachte ongeveer een half jaar in geslotenheid is geweest en kans op kans heeft gehad. Hij liep weg, maar werd iedere keer teruggeplaatst. De Raad heeft er weinig vertrouwen in dat verdachte zich nu wel aan de afspraken kan houden en vraagt zich af of hij zich voldoende behandelbaar zal opstellen. Ondanks dat een voorwaardelijke PIJ een stevige stok achter de deur is om verdachte ervan te weerhouden om de fout in te gaan, twijfelt de Raad of verdachte voldoende doordrongen is van de consequenties. De Raad adviseert daarom een onvoorwaardelijke PIJ-Maatregel op te leggen omdat hij in een gesloten setting met een streng regime zich goed aan de regels en afspraken weet te houden en goed in de pas kan lopen. Ook is de kans op weglopen dan zeer klein. De Raad geeft aan dat er rekening gehouden dient te worden met de kwetsbaarheden van verdachte en zijn jonge leeftijd. Wanneer verdachte op een groep terecht komt waar veel oudere jongeren verblijven die zware delicten hebben gepleegd, is de kans op verharding en beïnvloeding aanwezig. Hij dient op een groep te verblijven met een sterk pedagogisch karakter waarbij er ook aandacht is voor de 'zachte kant' van verdachte. De Raad heeft ter terechtzitting het advies uit het rapport bevestigd.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van [B] , van de [instelling 1] , d.d. 18 mei 2020. Zij schrijft dat verdachte vele kansen heeft gehad, maar dat behandeling niet van de grond is gekomen gezien zijn vele onttrekkingen. Tijdens een onttrekking gaat hij in de overlevingsmodus en pleegt delicten en verblijft op straat of in appartementen van oudere vrienden die ook deel uit maken van het criminele circuit. Gezien de beperkte gewetensontwikkeling van verdachte, de hoeveelheid plaatsingen binnen het civiele kader binnen de gesloten jeugdzorg die hij in het verleden heeft gehad, is een intensieve behandeling binnen een PIJ-maatregel volgens haar de enige optie. Ter terechtzitting heeft [B] laten weten dat zij zich aansluit bij het advies van de Raad en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel adviseert.
De maatregel
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel moet worden opgelegd, zoals gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank realiseert zich dat de beslissing die zij neemt heel ingrijpend is voor een jonge verdachte zoals [voornaam van verdachte] . De rechtbank zal daarom hierna zo duidelijk mogelijk uitleggen (motiveren) hoe en waarom zij tot deze beslissing komt zodat ook [voornaam van verdachte] dit goed kan begrijpen. De rechtbank heeft er daarom ook voor gekozen om [voornaam van verdachte] in dit stuk van het vonnis bij zijn voornnaam te noemen, zodat nog duidelijker is dat vooral dit stuk van het vonnis belangrijk voor hem is.
Uit alle rapporten die over [voornaam van verdachte] zijn geschreven, blijkt dat hij vanaf april 2019 vaak door de politie wordt opgepakt omdat hij een strafbaar feit heeft gepleegd. Eerst gaat het vooral om het stelen van scooters en fietsen of het vernielen van spullen, maar later gaat het ook om feiten waar (licht) geweld bij wordt gebruikt. Omdat [voornaam van verdachte] nog zo jong is, wordt er de eerste paar keer dat hij is opgepakt vooral gekeken naar hoe hij hulp zou moeten krijgen. Dit helpt [voornaam van verdachte] niet om te stoppen met het plegen van strafbare feiten. Hij wordt steeds weer opnieuw opgepakt door de politie, zit al eens een paar dagen in een politiecel en wordt uiteindelijk op 1 juli 2019 voorgeleid bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris schorst [voornaam van verdachte] met voorwaarden, waaronder een (terug)plaatsing bij [instelling 3] en geeft hem een kans om te laten zien dat hij zich daar aan kan houden. Op 16 juli 2019 wordt [voornaam van verdachte] al weer aangehouden voor het rijden op een gestolen scooter en omdat hij zich niet aan de regels van [instelling 3] houdt. Op 2 augustus 2019 wordt de voorlopige ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing afgegeven. Omdat [voornaam van verdachte] zich niet aan de voorwaarden van de rechter-commissaris heeft gehouden zit hij een tijdje vast in een Justitiële Jeugdinrichting, totdat hij op 9 september 2019 weer wordt geschorst met de voorwaarden dat hij in [instelling 4] in [plaatsnaam 4] verblijft tot er plek voor hem is bij [instelling 5] . Op
11 september 2019 wordt [voornaam van verdachte] al weer door de politie opgepakt voor het stelen van een scooter. Op 12 september 2019 komt [voornaam van verdachte] daarom weer bij de rechtbank, die hem opnieuw een kans geeft om in een gesloten plaatsing bij [instelling 3] in [plaatsnaam 2] te laten zien dat hij aan zijn toekomst wil werken. Vanuit [plaatsnaam 2] loopt [voornaam van verdachte] een paar keer weg. Het blijkt dat [voornaam van verdachte] het moeilijk vindt dat hij zo ver bij zijn moeder vandaan is. Daarom wordt er door de jeugdhulpverlener een plek voor [voornaam van verdachte] geregeld bij de [instelling 2] in [plaatsnaam 3] . Iedereen hoopt dat [voornaam van verdachte] , omdat hij dan dichter bij zijn moeder is, niet meer weg zal lopen en mee zal gaan werken aan zijn behandeling. Als [voornaam van verdachte] begin februari 2020 hoort dat de kinderrechter zijn gesloten plaatsing met zes maanden heeft verlengd, loopt hij weg bij de [instelling 2] . Op 20 februari 2020 wordt hij in de tram in Amsterdam aangehouden met xtc-pillen op zak, die hij te koop aanbiedt. Sinds die dag zit [voornaam van verdachte] weer vast in een Justitiële Jeugdinstelling.
De rechtbank somt dit allemaal op omdat hierdoor duidelijk wordt hoe groot de zorgen zijn over hoe [voornaam van verdachte] zich ontwikkelt. [voornaam van verdachte] is een jongen van nog maar 14 jaar oud. Hij heeft veel meegemaakt in zijn jonge leven en daarom heeft hij intensieve behandeling en de juiste hulp nodig. Het afgelopen jaar is er door vele betrokkenen in het civiele en het straf-rechtelijke kader geprobeerd om [voornaam van verdachte] op een plek te krijgen waar hij behandeld kan worden en zich kan ontwikkelen zoals dat hoort bij een jongen van zijn leeftijd. Tot nu toe heeft dat allemaal niet gewerkt. [voornaam van verdachte] zegt zelf dat het bij de [instelling 2] goed ging, maar de Raad heeft op zitting nog eens benadrukt dat [voornaam van verdachte] ook daar nog maar net een paar weken was voordat hij wegliep en dat de behandeling die hij nodig heeft nog niet was begonnen.
De rechtbank vindt het noodzakelijk dat [voornaam van verdachte] een behandeling gaat krijgen. Zonder behandeling is de kans dat [voornaam van verdachte] opnieuw strafbare feiten gaat plegen heel erg groot. Er is door de raadsvrouw gewezen op het feit dat de deskundigen zeggen dat de kans op een agressiedelict niet als hoog wordt ingeschat. Daarom is het opleggen van een PIJ-maatregel, nu enkel de recidive op vermogensdelicten als hoog wordt ingeschat, volgens haar een te zware maatregel voor [voornaam van verdachte] . De rechtbank is het met de raadsvrouw eens dat [voornaam van verdachte] nog niet veel geweldsdelicten heeft gepleegd, maar ziet in de laatste paar delicten wel een opbouw in ernst. Bij zijn aanhouding in februari 2020 verzet [voornaam van verdachte] zich ook met geweld. Bovendien is het zorgelijk dat een jongen van 14 jaar met xtc-pillen rondloopt en vertelt dat hij, nadat hij was weggelopen bij de [instelling 2] , in een “studiootje” in Almere heeft verbleven. Dit zijn voor de rechtbank signalen dat [voornaam van verdachte] dieper in het criminele circuit lijkt te komen. Voor een jongen van 14 jaar met het karakter van [voornaam van verdachte] vindt de rechtbank dat een hele zorgelijke ontwikkeling.
[voornaam van verdachte] heeft de rechtbank om een laatste kans gevraagd om te laten zien dat hij, zonder PIJ-maatregel, mee gaat werken aan de hulpverlening die hij nodig heeft. [voornaam van verdachte] wil graag weer terug naar de [instelling 2] . Zijn raadsvrouw heeft de rechtbank er bovendien op gewezen dat het strafblad van [voornaam van verdachte] nog bijna blanco is en dat een PIJ maatregel daarom een veel te zware maatregel is. Er zou nog een kans voor [voornaam van verdachte] moeten komen om in een strak voorwaardelijk kader te laten zien dat hij kan meewerken aan de hulpverlening.
De rechtbank realiseert zich dat de zaak van [voornaam van verdachte] een uitzonderlijke zaak is. [voornaam van verdachte] is nog maar 14 jaar en hij is ook nog maar een keer eerder voor een vermogensdelict door een kinderrechter veroordeeld. De zaak is ook uitzonderlijk omdat [voornaam van verdachte] in het afgelopen jaar meer dan twintig strafbare feiten heeft gepleegd en van de rechtbank in het kader van de voorlopige hechtenis kans op kans heeft gehad om te laten zien dat hij niet opnieuw met de politie in aanraking zou komen. Ook de civiele kinderrechter heeft [voornaam van verdachte] meerdere kansen gegeven om te laten zien dat hij zou gaan meewerken aan de hulpverlening. [voornaam van verdachte] heeft al die kansen niet kunnen pakken. Dat komt door hoe hij op dit moment leeft en in elkaar zit. Om er voor te zorgen dat hij in de toekomst zijn kansen wel kan pakken is de rechtbank van oordeel dat alleen een heel strak en duidelijk kader [voornaam van verdachte] kan helpen om aan zijn ontwikkeling te gaan werken. [voornaam van verdachte] moet weten waar hij aan toe is. Voor [voornaam van verdachte] moet het duidelijk zijn dat hij niet op korte termijn kan bepalen wat er gaat gebeuren of waar hij gaat wonen. Alleen zo kan [voornaam van verdachte] aan het aanvaarden van de nodige hulp toekomen. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat voor [voornaam van verdachte] alleen de maatregel Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen een passende afdoening is. Het afgelopen jaar is gebleken dat alle andere mogelijkheden die het straf- en civiele recht bieden niet hebben gewerkt voor [voornaam van verdachte] . Met het opleggen van de maatregel geeft de rechtbank [voornaam van verdachte] een laatste kans om hulp te accepteren. [voornaam van verdachte] is nog heel jong. Als op dit moment met de juiste behandeling en hulpverlening gestart kan worden binnen de PIJ-maatregel biedt dat, naar het oordeel van de rechtbank, de meeste kans voor [voornaam van verdachte] om zich verder te kunnen ontwikkelen. Eerst zal hij een inhaalslag moeten maken in zijn ontwikkeling als kind en, als dat goed verloopt, kan [voornaam van verdachte] zich vervolgens goed ontwikkelen naar volwassenheid.
De rechtbank stelt vast dat, wat betreft de bewezenverklaarde feiten aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel, zoals deze staan weergegeven in artikel 77s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Het merendeel van de bewezenverklaarde feiten het is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tijde van het plegen van deze misdrijven leed verdachte aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Vanwege de veelheid aan feiten, de hoge recidivekans als het gaat om vermogensdelicten en de zichtbare opbouw in ernst van de feiten en daarmee de kans op recidive op een geweldsdelict, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van goederen en personen het opleggen van een PIJ-maatregel eist. Ondanks het ontbreken van een significante justitiële documentatie, volgt uit de veelheid van feiten en het verloop van de geboden hulpverlening in het afgelopen jaar, dat een ander (lichter) kader waarbinnen behandeling geboden kan worden, niet afdoende is. Behandeling en begeleiding van verdachte is, zoals hiervoor is overwogen, noodzakelijk voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaar eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd is ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Met betrekking tot de plaats waar de PIJ-maatregel ten uitvoer zal worden gelegd, overweegt de rechtbank dat zij het van groot belang acht dat er bij de plaatsing goed wordt gekeken naar een instelling waar het pedagogisch klimaat zoveel mogelijk past bij de jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de maatregel rekening gehouden met de volgende, door verdachte bekende, strafbare feiten die ad informandum op de twee verschillende dagvaardingen zijn vermeld en die behelzen:
- parketnummer 16/048641-20, 4: 11 september 2019 te Almere, diefstal dmv braak, verbreking, inklimming, valse sleutels, etc;
- parketnummer 16/224563-19, 2: 15 juli 2019 te Almere, opzetheling van een laptop;
- parketnummer 16/224563-19, 3: 11 september 2019 te Almere, diefstal met braak/verbreking/valse sleutel bromfiets van [slachtoffer 13] ;
- parketnummer 16/224563-19, 4: 22 september 2019 te Almere, diefstal dmv braak/verbreking/inklimming in vereniging van [slachtoffer 14] ;
- parketnummer 16/224563-19, 5: 28 juni 2018 te Amsterdam, schuldheling van snorfiets kenteken [kenteken 9] ;
- parketnummer 16/224563-19, 6: 9 juli 2018 te Amsterdam, schuldheling van snorfiets kenteken [kenteken 10] .