ECLI:NL:RBMNE:2020:2052
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bijstandsverlening en wederrechtelijk verkregen voordeel in het bestuursrecht
In deze zaak heeft eiser op 13 november 2018 een bijstandsuitkering aangevraagd op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere heeft op 6 februari 2019 de aanvraag ingewilligd, maar in de vorm van een lening. Verweerder stelde dat eiser wederrechtelijk verkregen voordeel had uit een hennepkwekerij ter waarde van € 38.533,73, wat eiser niet kon onderbouwen door een deugdelijke administratie. Hierdoor kon hij niet aantonen dat hij bijstandbehoevend was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar heeft zijn gronden niet tijdig aangevuld. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldoende onderbouwde waarom het primaire besluit niet zou kloppen.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel betwistte en stelde dat hij recht had op bijstand. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar van eiser voldoende concreet was, maar dat hij niet tijdig zijn gronden had aangevuld. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had besloten om geen hoorzitting te houden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Eiser had in beroep niet de juiste argumenten aangevoerd, waardoor de rechtbank deze buiten beschouwing liet.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2020 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar gedaan, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk.